De volgende crisis zal energiecrisis heten |
Het grote probleem met wind- en zonne-energie zit hem in de onmogelijkheid de opgewekte energie efficiënt op te slaan. Daarom staat er achter ieder windmolenpark een gascentrale van dezelfde capaciteit, voor als het niet waait.
Vanuit economisch perspectief moet je dan ook stellen: conventionele centrales volstaan voor de totale energiebehoefte van ons land, waaruit volgt dat windmolenparken – zodra het waait – voor overcapaciteit zorgen[1]. Een overcapaciteit die additioneel, dat wil zeggen buiten het mechanisme van vraag-en-aanbod om, gefinancierd zal moeten worden.
De onlosmakelijke verbondenheid tussen gas en wind maakt bovendien dat de afhankelijk van buitenlandse gasleveranciers als Rusland en Iran[2] steeds groter wordt. Ook dat ligt besloten in de aard van de oplossing: een windmolenpark met een capaciteit van 1000MW levert jaarlijks maximaal 250MW aan het net. De andere driekwart wordt door gebrek aan wind nooit opgewekt. De 750MW die we hierdoor tekort komen moet door de achterliggende gascentrale en geïmporteerde brandstof geleverd worden.
Daarom is Europa, naast windmolenparken, in razend tempo gascentrales aan het bouwen[3]. Alleen al in Nederland zijn er de afgelopen twee decennia ruim twintig uit de grond gestampt. Tegelijkertijd worden kolencentrales uitgefaseerd of niet gebouwd omdat hun CO2-footprint voor activistische milieuclubs als Greenpeace ten enen male onacceptabel is. Over het werkelijk CO2-vrije alternatief, te weten kernenergie, spreken we dankzij diezelfde clubs al sinds de jaren zeventig niet meer.
Milieu-organisaties en het IPCC hebben middels een effectieve lobby, smakeloze bangmakerij en maatschappelijke infiltratie bereikt dat op energie-gebied het point-of-no-return in zicht is gekomen. De hoeveelheid geld die in de vorm van meerjarige subsidie-overeenkomsten richting energiesector is gegaan maakt dat deze bedrijfstak voor haar voortbestaan noodzakelijkerwijs op de ingeslagen weg moet voortgaan. De laatste kredietreserves worden nu aangewend om het distributienetwerk geschikt te maken voor de enorme hoeveelheden gas die straks zullen worden aangeland.
In minder dan twintig jaar tijd zijn we zo vanuit een toestand van energiezekerheid en natuurlijke groei, gekomen op een punt waar die zekerheid in handen dreigt te komen van onbetrouwbare buitenlandse partners en de (groei)kosten – vanwege de koppeling gas/wind en het uitfaseren van goedkopere alternatieven – tenminste verdubbelen.
Het meest kwalijke aan de ontstane situatie is echter de economische luchtbel die het heeft gecreëerd. De vele duizenden miljarden die omgaan in het alternatieve-energiecircuit plus de uit CO2-reductieafspraken afkomstige geldstromen, kennen geen enkele economische redelijkheid. Er bestaat vanuit economisch standpunt bezien geen noodzaak noch staat er enige onderliggende waarde tegenover. Het gehele systeem bestaat bij gratie van subsidiëring. En du moment dat ergens de subsidieketen wordt verbroken stort het hele kaartenhuis in elkaar en ontstaat een crisis die zijn weerga niet kent. Dan zullen er noodfondsen nodig zijn om de energiesector overeind te houden, net als met de banken nu. Dan zullen de energieproducenten de zwarte piet toegespeeld krijgen, net als de banken nu.
De uiterst effectieve methodiek die ons tot in dit moeras heeft geleid laat zich wellicht het best betitelen als ‘het spaarlampsyndroom’. Hierbij gaan organisaties die een maatschappelijke verandering tweeg willen brengen als volgt te werk: 1) mobiliseer het publiek met pakkende betogen, waar nodig overgoten met een pseudo-wetenschappelijk sausje 2) dit maakt de politiek rijp voor het afkondigen van maatregelen die 3) de industrie door stimulatie en dwang een bepaalde richting wijzen. 4) Op enig moment is dan de situatie bereikt waarop de industrie vanuit een return-on-investmentgedachte, geheel uit eigener beweging, dezelfde boodschap als de actievoerders gaat verkondigdigen.
Omdat industrie, politiek en maatschappij nu op één lijn zitten zal 5) ‘foute’ concurrentie (zoals gloeilamp en kernenergie) effectief en gezamenlijk bestreden worden. En zie, de maatschappelijke verandering is een feit. Een verandering die we ‘met z’n allen’ gewild hebben. Dus mocht straks blijken dat het geen goed idee was, dan treft de actievoerders en politici van weleer geen enkele blaam.
De ontwikkeling en introductie van de spaarlamp toont dit mechanisme in al haar facetten, zij het op kleine schaal. Dat dit helwitte gedrocht ons uiteindelijk slechts een onmeetbaar kleine CO2-reductie oplevert maar wel een serieus klein-chemisch afvalprobleem genereert, daaraan hebben Greenpeace, Philips, de Minister noch U enige schuld; we werkten er immers allemaal aan mee en deden het om de wereld beter te maken. Bovendien, niemand kan in de toekomst kijken.
Daarom zal straks ook niemand naar Greenpeace, GroenLinks of het IPCC wijzen als we in een strenge, windstille winter plotseling zonder gas komen te zitten. Dan ligt de oorzaak niet in het feit dat een eens stabiele energievoorziening om zeep is geholpen. Nee, de oorzaak zal dan bij Rusland liggen dat niet die hoeveelheid gas wilde leveren die wij nodig hadden, en tegen de prijs die we konden betalen.
P.S. binnenkort een positief stuk, over alternatieve energie.
[1] gascentrales die als backup fungeren worden niet gerekend tot de productiekosten van windenergie, en dat zou wel moeten want ze vormen één geheel. Zo wordt ook duidelijk dat windenergie nooit op kosten kan cocurreren, immers:
windmolenpark + gascentrale > gascentrale + 0
[2] Rusland en Iran bezitten meer dan de helft van de wereldwijde gasreserves
[3] het Wikipedia-lemma terzake meldt overigens dat deze centrales bijzonder geschikt zijn om ‘pieken in de vraag’ op te vangen, het woord ‘backup’ komt niet voor.