Kuitert houdt zijn betoog omdat hij, i.t.t. de WRR, niet wil dat de scheiding tussen kerk en staat wordt herzien vanuit het argument dat ‘religie weer helemaal in is’. Hij laat zien dat veel van de pro-argumenten suggereren dat natuurwetenschappers hard op weg zijn het publieke domein tot antireligieuze enclave om te vormen; we vinden god namelijk in geen enkele formule terug. Als de diepgelovige Rouvoet zegt dat hij de scheppingsdaad zoveel beter te begrijpen vindt dan een ‘big bang’, dan is de aanklacht duidelijk: atheïsten zijn bezig gelovigen hun wil op te leggen, hun gelóóf.
Kuitert maakt aannemelijk dat het in werkelijkheid precies andersom is, dat gelovigen het neutrale publieke domein willen inkleuren en hiertoe niet-gelovigen als gelovigen neerzetten; opdat een ieder evenveel recht van spreken heeft bij de inrichting. Wat in Kuiterts betoog evenwel onbelicht blijft is de vraag waarom de Donners van deze wereld dit soort vreemde uitspraken überhaupt kunnen doen. Waarom kan een minister zeggen dat niet-groen ook groen is zonder dat hij direct uit z’n functie wordt ontheven? Als u mij toestaat.
Dit is te wijten aan een, vanuit wetenschappelijk oogpunt, disfunctioneren van onze hersenen. Als iemand twee op zich juiste statements A en B verbindt door er ‘dus’ tussen te zetten, dan zijn wij snel geneigd te accepteren dat B uit A volgt. Zie de logica van Donner hierboven. Wat onze hersenen zich echter niet afvragen is of A en B wel dezelfde referentie hebben. Hebben ze een gemeenschappelijk ijkpunt?
Staande naast de spoorlijn zie ik de trein voorbijrijden. Zittend in de trein zie ik het landschap voorbijtrekken. Beide waarnemingen zijn juist maar ik mag ze niet samenvoegen en er vervolgens conclusies aan verbinden als “wanneer de trein rijdt beweegt de aarde”. Waarom niet? Omdat er geen gemeenschappelijk oorsprong voor de waarnemingen is. Beide waarnemingen hebben een eigen referentiekader. En het is dit gebrek aan gemeenschappelijke referentie waardoor Donner kan concluderen dat atheisme dus theïsme is.
Wat is het geval? Als niemand in god zou geloven, niemand ooit van god gehoord zou hebben, dan was atheïsme een zinledig begrip. Het waren dan ook niet de atheïsten die om een beschrijving van hun ledigheid verlegen zaten, want wat niet is hoeft niet beschreven. Ook nu nog zijn er oneindig veel dingen die niet zijn en waarvoor geen a-variant bestaat. Aprogisme, athysonisme, alominisme om er maar eens een paar te noemen.
Atheïsme, in de betekenis van godledigheid, geldt voor elk geloof als absolute referentie. Of je nu hindoe, christen of moslim bent, met atheïsme wordt in alle gevallen hetzelfde bedoeld namelijk, de afwezigheid van (geloof in) jóuw god(en). Andersom is dat niet zo. Vanuit atheïstisch oogpunt is een gelovige niet per definitie katholiek of jaïnist.
De krachten waarover een god beschikt worden beschreven ten opzichte van een situatie waarin die krachten ontbreken. Als referentie voor de almacht van de christelijke god dienen niet de goden uit het Griekse pantheon, maar wordt uitgegaan van de nul-situatie, de afwezigheid van een (almachtige) god. Er wordt uitgegaan van een oorsprong zonder god, de atheïstische oorsprong. Een godloze oorsprong, of atheïstische referentie, is wat alle religies met elkaar verbindt en het is dankzij deze nulmeting dat we ze eenduidig kunnen beschrijven en onderscheiden.
Het atheïsme kan daarom wél zonder religie, maar religie kan niet zonder atheïsme. Donner ontneemt godsdiensten haar oorsprong en referentie als hij stelt dat atheïsme een geloof is. Du moment dat hij dat zegt raakt zijn eigen geloof haar anker kwijt en valt het niet meer te beschrijven in termen die voor mensen van buiten dat geloof begrijpelijk zijn. Wat moet ik mij in hemelsnaam voorstellen bij de almacht van god als die wordt uitgedrukt in de kracht van Zeus, zelf weer gerelateerd aan de omnipotentie van Mazda en zo verder en zo voort?
De metafysische godenwereld en onze fysieke wereld raken elkaar juist in dat punt waar er geen goden zijn. Het atheïstisch nulpunt. Dat geldt zowel voor de beschrijving van de goden als voor de maatschappelijke invulling van een geloof. Het publieke domein, dat een referentie is voor alle maatschappelijke stromingen, dient daarom gevrijwaard te blijven van religieuze voorschriften en verboden, en al helemaal in situaties waar tientallen verschillende goden de openbare ruimte claimen.
Doe je dit niet dan wordt atheïsme inderdaad een geloof. Dan zal het atheïstische kerken stichten en heeft het recht op subsidie voor atheïstische propaganda en voor artikel 23 scholen. Dan is atheïsme niet langer de neutrale oorsprongsbeleving die het nu is maar wordt het een actieve speler op het toch al zo bloedige godsdienstentoneel.
No comments:
Post a Comment