De Nederlandse politiek wordt gekenmerkt door herdersdrang. Vanuit religieuze, economische en sociale beginselen worden doelgroepen benoemd, bediend en bijeengehouden. Dat deze vroeg twintigste-eeuwse insteek het liberale en geïndividualiseerde Nederland om zeep helpt, lijkt geen enkele politicus te deren.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw heeft het maatschappelijk landschap in Europa een metamorfose ondergaan. Religieuze en sociale verzuiling maakten plaats voor het individu. Techniek, reizen, vrij toegankelijk onderwijs en een aanzwellende informatiestroom maakten het samen met de opkomende verzorgingsmaatschappij mogelijk dat personen zich ontworstelden aan knellende kerk-, dorps- en familiebanden. Ieder individu had recht op dezelfde ontplooiingskansen en mocht gaan en staan waar het hem uitkwam.
Dat is het Nederland waarin ik ben opgegroeid. Dat, voor mij, is de Nederlandse identiteit. Geen alom geaccepteerde groepsvoorschriften maar ‘ikke zelf’. Een ik die op geheel vrijwillige basis sociale verbanden aangaat. Die zijn zelfstandigheid verzekerd weet maar zich tegelijkertijd realiseert dat aan ieder sociaal vangnet een prijskaartje hangt.
Deze ontwikkeling nu, is aan sociaaldemocraten en christendemocraten voorbijgegaan. Hier denkt men nog steeds in termen van doelgroepen en zuilen in plaats van ongebonden individuen. De komst van honderdduizenden migranten afkomstig uit gebieden die de individualiseringsslag nog niet hebben doorgemaakt, is dan ook een godsgeschenk voor de communitaire beroepspolitici binnen CDA en PvdA.
Met name Turken, Marokkanen en Afrikanen vormen dankbare maatschappelijke ‘objecten’. Ze verbeelden ‘de arbeidersklasse’, ‘de sociaal zwakkeren’ en zijn aan te spreken op hun religieuze identiteit. Gefundenes Fressen voor al wie de Westerse identiteit niet begrijpt of niet wil begrijpen. Een onvermijdelijke gevolg van dit soort politiek is evenwel dat het de nieuwkomers onmogelijk gemaakt wordt zich te ontwikkelen tot individu, tot volwaardig en intellectueel mondig Nederlander.
Een ander minstens zo kwalijk effect is dat misdragingen van individuen die toevallig afkomstig zijn uit de groep van protegés, worden gebagatelliseerd of verzwegen. Dan ineens bestaan individuen wel. Dan ineens gaat het om acties van eenlingen waarop je de groep niet mag afrekenen. Dan mag niet de hele kudde over één kam geschoren worden, zeggen de herders. Dat de herders de kudde zelf bijeen hebben gedreven en er hun brood mee verdienen moeten we in zo’n geval maar even vergeten.
Deze insteek is inconsistent en kwalijk. De Nederlander verwacht dat iedereen persoonlijk op zijn handelen wordt aangesproken en afgerekend, ongeacht afkomst, religie of ras. In Nederland heeft religieuze en sociale overerving afgedaan. Wie voor een dubbeltje geboren is heeft alle mogelijkheden zichzelf tot kwartje op te werken. Je toekomstmogelijkheden zijn niet minder als je uit een katholieke moeder geboren bent. Dat was in de negentiende eeuw zo. Maar nu niet meer. En dat is een situatie waarnaar we vooral niet moeten terugverlangen.
Toch wordt daar nu uit domme onwetendheid en koele berekening op aangestuurd. Vanuit een pathologisch verlangen mensen groepsgewijs te verheffen, hebben sociaaldemocraten de maatschappij langs etnisch-culturele lijnen opgeknipt en zijn begonnen aan een nieuwe verheffingsronde. Het object van hun affectie: ‘moslims’ en Afrikanen. Die zijn als doelgroep gemakkelijk te herkennen. (Merk hierbij op dat de honderdduizenden Aziaten die zich de afgelopen decennia in Nederland gevestigd hebben niet tot de doelgroep behoren. Zij zijn geïndividualiseerd, zij hebben de Westerse identiteit wél begrepen.)
Mohammed Benzakour verwoordt de ziekelijke neiging mensen een individuele identiteit te onthouden deze week perfect in zijn jeremiade in de Volkskrant waarin hij betoogt: “sociaal zwakkeren [moslims] zijn niet te verheffen als constant hun identiteit [islam] verdacht wordt gemaakt”. Bezakour zegt hier: moslims zijn geen individuen, moslims zijn in hun identiteit geboren en die identiteit ontlenen zij aan de koran. Apostasie is uitgesloten.
Van dit soort uitspraken zouden iedere moderne Europeaan de haren te berge moeten rijzen. Maar niets is minder waar. De sociaaldemocraten, voorheen strijdend tegen de autoriteit van kerk en kapitaal, omarmen de islam als nieuwe groepsbinder. Want groepen moeten er zijn. Zonder herkenbare groepen geen electoraat voor de sociaaldemocraten; dan liever heulen met wat je als emancipatiepartij genadeloos zou moeten bevechten.
De overlap tussen sociale doelgroep en religie maakt tevens dat sociaaldemocraten en christendemocraten tegenwoordig vaak op één lijn zitten. De vroegere vijanden strijden nu zij aan zij vóór religieuze identiteit en tegen secularisering. Net als Benzakour zijn christendemocraten als Hirsch Ballin namelijk van mening dat mensen hun identiteit aan religie ontlenen. Dat zij zonder religie niet kunnen functioneren, dat zij zonder Boek en voorganger programmaloze robots zijn.
De christendemocraten zien de huidige moslimgemeenschap als breekijzer om het door hen zo verfoeide en geseculariseerde Nederland open te breken en terug te brengen in een staat zoals die in de eerste helft van de vorige eeuw bestond. Een keurig georganiseerde, langs religieuze en culturele lijnen verzuilde maatschappij waarbij de politiek slechts tot taak heeft een vreedzame coëxistentie te bewerkstelligen. Ziehier het communitarische denken van de heer
Etzioni, het politieke baken van onze Minister President.
Wat de christendemocraten in hun geïnspireerde opwinding echter vergeten is dat de vroegere zuilen bestonden bij gratie van groepsdenken en onwetendheid. De traditionele autoriteit werd algemeen aanvaard. Men moest wel, er waren geen alternatieve informatiebronnen en buiten de zuil kon niemand financieel onafhankelijk zijn. Maar die tijd is voorbij. Anno 2010 zijn Nederlanders te geëmancipeerd en te zeer geïndividualiseerd om de zuilen weer op te richten.
Dat is te zeggen, op één zuil na. De islamitische. Binnen de islamitische geloofsgemeenschap leeft op hoofdlijnen nog wel het besef dat men door geboorte en komaf normen en waarden deelt. Dat men een groepsidentiteit heeft. Een identiteit die door de religieuze leiders gepredikt wordt en door de Nederlandse politiek, de elite en de media in woord en daad wordt bevestigd.
In weerwil van alle integratiedoelstellingen zijn we in Nederland zo op weg een monoliet op te richten. Een zuil die in gesloten afzondering temidden van vijftien miljoen individuen staat en van waaruit geen ontsnappen mogelijk is; Leer noch politiek staan het toe. Een zuil die door de herders van de multiculturaliteit wordt gevierd als toppunt van diversiteit, maar die in de ogen van de moderne Europeaan symbool staat voor de nieuwe apartheid.