Inmiddels zijn de meeste mensen er wel van overtuigd dat kapitaalinjecties en garantstellingen voor landen als Portugal en Griekenland noodzakelijk zijn om de euro te kunnen behouden. Maar is dat ook zo? Vraagt de niet-Europese markt werkelijk van ons dat we als een dolle euro’s uit Noord-Europa naar Zuid-Europa pompen?
Want dat is het netto-effect van deze reddingsoperaties. Harde euro’s uit economisch geloofwaardige lidstaten als Nederland en Duitsland worden actief vermengd met de pret- en pretentiemunten uit de zwakkere landen. Gevoelsmatig resulteert dit in een euro die over de gehele linie weliswaar iets minder hard is, maar hard genoeg om een partijtje mee te blazen op de internationale markten.
Evenwel is het een gevoel dat nergens op slaat. En dat is niet zo vreemd want deze hele actie is niet gericht op het redden van de euro. Hoe zou dat ook kunnen? Wat maakt het voor de externe koper of investeerder uit waar in Europa een euro zich bevindt? Er werd in de tijd van de gulden toch ook geen onderscheid gemaakt tussen Rotterdamse en Amsterdamse guldens? De waarde van de euro wordt bepaald door de som van de onderliggende economieën en de verwachtingen daarover. En door niets anders. De erbarmelijke staat waarin sommige EU-economieën verkeren is al lang en breed verdisconteerd in de wisselkoers van de euro ten opzichte van andere valuta.
Waarom dan toch deze operatie? Heel eenvoudig, uit solidariteit. Griekenland heeft net als alle andere Europese landen schulden. Die schulden bestaan uit schuldpapier (obligaties) die door de overheid worden verkocht aan investeerders met de belofte ieder jaar een vaste rente uit te keren over het aangekochte bedrag. De rente die betaald moet worden wordt bepaald door ‘de markt’. Gelooft de markt dat een land de schulden gemakkelijk kan terugbetalen (laag risico), dan kan zo’n land tegen een lage rente lenen. Is dit risico echter hoog, dan wordt een hogere rente bedongen. In het geval van Griekenland is het marktvertrouwen inmiddels zo gering dat die rente oploopt tot wel 25%.
En dat kan geen enkel land betalen, zeker niet als de behoefte aan geld groot is zoals dat bij Griekenland het geval is. Zonder hulp zou Griekenland gedwongen worden draconische bezuinigingen door te voeren en tienduizenden ambtenaren moeten ontslaan. En dat kan natuurlijk niet, want Griekse ambtenaren genieten (de facto) ontslagbescherming. Wat dan wel? Het liefst zou de EU de markten verplichten Griekse junkbonds tegen ‘een redelijke’ prijs op te kopen, uit solidariteit. Maar die macht heeft men niet. Dus wendt de EU zich tot haar vermogende lidstaten.
Hen wordt gevraagd in plaats van Griekenland de leningen aan te gaan en het geld door te sluizen naar Griekenland. Nederland leent op de markt 5 miljard tegen (zeg) 4% rente en leent de opbrengst op haar beurt uit aan Griekenland. Griekenland betaalt zo dus maar 4% rente (+ opslag) in plaats van 25%. Hoera, we hebben de markten om de tuin geleid, Havelaar rides again!
Helaas is dat een bijzonder naïeve gedachte. Want de kapitaalmarkt is niet een instituut of onderneming waarmee je kunt onderhandelen. De kapitaalmarkt is een spiegel waarin je de eigen economie gereflecteerd ziet. Na de installatie van de Europese Monetaire Unie (EMU), was de obligatierente het enige economische correctiemiddel om afgedreven economieën weer aan boord te krijgen en dat correctiemiddel wordt nu, zonder veel omhaal van woorden, kortgesloten. En dat is vreemd. Want voor- en tegenstanders van een gemeenschappelijke munt hadden elkaar juist op dit punt gevonden.
Eeuwenlang vormden Europese wisselkoersen een ijkpunt voor de achterliggende economieën. Tussen sterke munten was de wisselkoers stabiel (1 DEM = 1,12 NLG) en de zwakke munten dartelden daaromheen. In het uiterste geval kon de munt van een zeer zwakke economie zelfs gedevalueerd worden om zo (kunstmatig) de geldvoorraad in overeenstemming te brengen met de waarde van activa en productiemiddelen. Maar, zo weten economen, dat is een oneigenlijke ingreep. De enige juiste manier, de enige manier waarop een duurzaam herstel mogelijk is, wordt gevonden in een herstructurering van de betreffende economie. Pas wanneer de concurrentiepositie van een land is hersteld zal de waarde van haar munt zich stabiliseren.
De concurrentiepositie van Griekenland ten opzichte van (bijvoorbeeld) Duitsland is erbarmelijk. Simpel gezegd is Duitsland in staat een willekeurig product P, tegen 25% lagere kosten te fabriceren. Met andere woorden: de Griekse economie behoeft dringend revisie.
De vraag is echter, zal dat ook gebeuren? Zal de Griekse regering, nu de ergste nood gelenigd is dankzij goedkoop Europees geld, de politieke druk uit Brussel zwaarder laten wegen dan de opstanden in eigen land die onder leiding van communisten en anarchisten steeds heftiger vormen zullen aannemen; deden we er verstandig aan de aannemer vooraf te betalen?
En de vraag is ook: wanneer precies hebben we in Europa afgesproken de keiharde economische en budgettaire indicatoren uit het stabiliteitspact in te ruilen voor ‘solidariteit’? Wanneer spraken we af om de financiële reguleringsmechanismen en ‘de voordelen van een gemeenschappelijke vrije markt’ te vervangen door “the duty of members is to share burdens” (Barroso) omdat we “een grote familie zijn” (Knapen)?
Sunday, May 15, 2011
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
Goeie analyse.
ReplyDeleteIk heb 'm bij mijn favoriete politieke partij onder de aandacht gebracht.
Martien Pennings
Doordat de waarde van de Euro de onderliggende economieen weerspiegelt is Duitse Euro te goedkoop en de Griekse euro heel duur. Dat wordt verdisconteert in de rentes die landen betalen voor hun leningen. Dankje wel zegt Duitsland door de zwakke economieeen van de PIIGS landen is mijn exportpositie geweldig! Duitsland/Nederalnd hebben een gouden tijd met de verzwakte euro een hun handelsoverschot is zeer groot. Is dat ook een reden om de zwakke broeders in de Euro te houden?
ReplyDeleteOnze (DE/NL) directe export naar de PIIGS is gering. Het voordeel zou voortkomen uit onze relatief sterke positie t.o.v. de rest van de wereld in vergelijking met Griekenland et al. Dit voordeel beperkt zich echter tot die producten waarop we elkaar beconcurreren, zoals landbouwproducten.
ReplyDeleteNu wil het feit dat de lanbouwmarkt binnen de EU van subsidies aan elkaar hangt en je hier slechts met de grootst mogelijke moeite aan kunt rekenen. Of je na afloop tot een sprekend postief resultaat komt waag ik te betwijfelen.
Belangrijker is het te constateren dat relatieve voordelen door de EU-directie tot ongewenst zijn verklaard. Er ligt een wetsvoorstel dat NL en DE wil beboeten voor hun handelsoverschot. Deze boete vloeit dan terug naar de EU. Hierdoor wordt de onderlinge concurrentiekracht gelijkgetrokken maar verslechtert de handelspositie van de EU als geheel.
Alleen al daarom moeten we niet blij zijn met de zwakte van de PIIGS. De heilsgedachte van de EU bestaat er kennelijk in de sterkere landen op het niveau van de zwakkere te brengen.
"Nederland leent op de markt 5 miljard tegen (zeg) 4% en leent de opbrengst op heer beurt weer aan Griekenland".Dit terwijl Griekenland zelf hooguit tegen 25 % zou kunnen lenen.Zou het dan niet logisch zijn te denken dat de markt die dit weet, zomaar per ongeluk de rente voor de sterkere landen iets opschroeft naar zeg 10% waardoor we straks dubbel de klos zijn?
ReplyDeleteHet is ons geluk Charles, dat de financiele markt (voor obligaties) bestaat uit spelers die elkaar beroepshalve beconcurreren tot den dood. In tegenstelling tot bedrijven produceren ze niks en over niets is het moeilijk prijsafspraken maken. Als de rating agencies een rente van 4,5% op enig moment redelijk vinden, dan is er altijd wel iemand te vinden die zijn liquide surplus (denk aan pensioenfondsen) tegen die prijs wil stallen.
ReplyDeleteBovendien, als de rente door druk of chantage te hoog komt te liggen, dan zal de vraag sterk toenemen waardoor ze snel terugkomt op het oude niveau.
De reden waarom de andere landen Griekenland steunen is om een dam op te werpen tegen speculatie in de obligaties van de andere lidstaten, van wie de economieën de afgelopen decennia vol lucht zijn geblazen. Portugal en Ierland zijn de eerste kandidaten, maar daarachter komen Spanje en Italië aan de beurt. Zijn we een maal zover dan kunnen we de euro beter afschaffen. Misschien is dat trouwens niet zo'n slechte gedachte. Een gezamenlijke munt hoort bij landen met een gezamenlijke economie en dat geldt eigenlijk alleen voor de Noord Europese landen. Het herschikken zal wat pijn kosten maar minder dan eindeloos doorzeuren. Europa is een belangengemeenschap en een douane-unie, maar geen economische eenheid. Laten we als we zover zijn in een moeite door het Europese parlement afschaffen en ons in plaats daarvan concentreren op de problemen die we gezamenlijk hebben, in plaats van een nieuwe bestuurslaag te bouwen in Brussel waar niemand op zit te wachten.
ReplyDelete