Cargo cults is de verzamelnaam voor het type voorvaderverering waarbij de oorsprong is terug te voeren op een ontmoeting tussen (de voorouders van) de gelovigen en vertegenwoordigers van een technologisch hoogontwikkelde (vaak Westerse) samenleving. Deze ontmoetingen zijn in de regel goed gedocumenteerd alsook de religie die hieruit in de decennia erna ontstond. Tegenwoordig vormen ze een bron van informatie voor antropologen en een bron van vermaak en zendingsdrang voor gelovigen.
De voorvaderen hebben gesproken
Het gebeurde in die dagen dat Eden in staat van oorlog verkeerde. Niet Eden was in oorlog, maar de oorlog was in Eden. De voorvaderen die eeuwenlang waren geëerd, verzorgd en het dagelijks leven hadden bepaald, waren verdwenen. Ze waren verdreven door de machtige voorouders van deze onbekende stam die vanuit de lucht en van over zee naar het eiland was gekomen. De macht van hun voorouders reikte zo ver dat zij haar kinderen vleugels hadden geschonken en geluid dat doodde. De bewoners van Eden beseften dat ze uitverkoren waren.
De ‘mannen zonder kleur’ droegen kleding die niet van dieren was gemaakt en ook niet van planten. Hun kleding werd door de voorvaderen zelf vervaardigd en zij lieten deze neerdalen vanuit de hemel op de aarde, evenals het voedsel en alle materialen die de stam nodig had. Het kwam naar de aarde bungelend onder hemelse bladeren.
John was de machtigste onder de mannen. Hem was het gegeven direct met de voorvaderen te communiceren. Als John zijn rituele hoofddeksel opzette en de Woorden sprak in de stok-die-de -hemel-wees, dan arriveerde enkele dagen later al hetgeen waarvoor hij gebeden had. De voorvaderen waren zo machtig en goedgezind dat de witte mannen nooit hoefden te werken of te jagen. Zij onderhielden slechts de open plekken in het woud en op de stranden waar de goederen werden afgeleverd. Het grootste deel van hun tijd spendeerden de gezegenden in hun tempels, die gemaakt waren van hetzelfde goddelijke materiaal als hun kleding, en hielden zich bezig met het uitvoeren van rituele handelingen.
Nu echter waren de mannen weg. Ze waren door de voorouders teruggeroepen en vertrokken, inclusief John-die-met-de-doden-sprak. Maar de stamoudste, die veelvuldig met de Boodschapper was verbleven, had de rituelen van Hem geleerd en deze op zijn beurt weer overdragen op zijn kinderen en zij op hun kinderen. Zij hadden de voorwerpen nagemaakt die de mannen hadden gebruikt om met de voorvaderen te communiceren en eens, eens zouden de voorvaderen ook voor hen eten en kleding vanuit de hemel laten neerdalen, zoveel was zeker.
Achterlijke inboorlingen
Hoe primitief kun je zijn? Hoe kun je denken dat mensen met hun voorouders kunnen spreken, het idee alleen al. We weten toch allemaal dat onze voorouders in de hemel zijn, in het Koninkrijk van de Heer waarvan wij allen ooit deel hopen uit te maken?
De enige manier om met Hem in contact te komen is door het geheim van de Eucharistie, de transsubstantiatie waarbij hostie en wijn veranderen in het lichaam en het bloed van de Heer onze God. Zo is dit aan onze voorvaderen ge-openbaard en dit is de Waarheid, want aldus sprak de Heer onze God.
Jaap
Saturday, November 17, 2007
Thursday, November 15, 2007
Moslims of Islam?
De discussie
Wat mij steeds weer opvalt bij alle discussies over het (moslim) integratievraagstuk in Nederland, is dat de strijdende partijen een wezenlijk ander uitgangspunt hanteren. Waar nette mensen denken in termen van 1+1+1… = 1 miljoen individuen, zien de politiek incorrecten een uitdijende, oncontroleerbare umma ter grootte van 1 miljoen personen. Deze verschillende zienswijzen maken dat discussies over integratie vaak niet gaan over de problemen op zich, maar over 'hoe je met elkaar omgaat’.
Om aangedragen oplossing op hun meritus te beoordelen zou het enorm helpen te weten welk perspectief het juiste is, en daarmee welke initiatieven wel of juist niet uitvoerbaar zijn. Hebben we te maken met individuen die volwaardig en op persoonlijke titel deel uit willen maken van de Nederlandse (en Europese) samenleving, of hebben we te maken met een anonieme groep die haar eigen cultuur als een beschermende burka heeft omgeslagen en niet van plan is dit kledingstuk om te ruilen?
Het beleid
Minister Vogelaar kiest in haar aanpak duidelijk voor het individu. Dit is de politiek correcte, socialistische aanpak. Socialistisch omdat het beschermen van, en rechten geven aan de medemens een wezenlijk kenmerk is van sociaal engagement; prima, dat zouden meer mensen moeten doen. Correct omdat (conform artikel 1 van de grondwet) het geen pas geeft bevolkingsgroepen op basis van ras of geloof uit te sluiten van deelname aan de samenleving. Kenmerkend voor haar beleidsnota is dan ook dat het individu wordt aangesproken en wordt uitgenodigd deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.
De minister wil dit bereiken met scholing, stage- en arbeidsplaatsen en bovenal door de mensen het gevoel te geven dat ze welkom zijn. Dit laatste stimuleert zij enerzijds passief middels een oproep aan het autochtone deel van de bevolking de islamitische cultuur en de Islam als een volwaardig onderdeel van onze samenleving te accepteren. Anderzijds actief door de exponenten van deze cultuur (moskeeën, kleding, ideeën) de ruimte te geven zich te profileren, waar nodig met subsidie.
Beleidsmatige tegenstrijdigheid
En hier stuiten we op een probleem. De cultuur in casu wordt volledig gedragen door de beginselen van de Islam en is daar voor de gemiddelde autochtoon ook aan gelijk. Als de minister aangeeft dat de integratie van één miljoen individuen alleen dán kans van slagen heeft wanneer de Islam onderdeel gaat uitmaken van het nationaal cultureel erfgoed, dan geeft zij daarmee ook aan dat de Islam en de umma kennelijk een zeer belangrijke rol spelen voor het individu. Zo belangrijk zelfs dat het individu hiermee onlosmakelijk verbonden is en dat we dit ook niet moeten willen ontvlechten! Maar wat hiervan de effecten voor haar persoons-gerichte beleidsnotitie precies zijn, geeft de minister niet aan en dat is vreemd. Immers, wat zij haar opponenten verwijt is dat deze alle individuele moslims over één kam scheren omdat ze ‘toevallig’ allemaal de Islam aanhangen.Het enige dat we hieruit kunnen concluderen is dat de umma en Islam voor de minister kennelijk dermate transparant zijn, dat zij in staat is hier volledig doorheen te kijken en dientengevolge alleen islamitische individuen ziet.
In interviews geeft de minister inderdaad blijk van deze visie door te stellen dat de culturele impact van de Islam wat haar betreft volledig vergelijkbaar is met die van het Joden- en Christendom. Zij voorziet een toekomst waarin Nederland zichzélf blijft en terugkijkend constateert dat haar cultuur gebaseerd blijkt op Joods-Christelijk-Islamitische invloeden. De individuele querulant voegt zij toe: “Haat is fout, tegen homo’s én moslims, tegen Joden én draagsters van hoofddoeken”. Zo is het altijd gegaan dus waarom nu niet? Maar is dit zo, zal het zo gaan? Is de Islam verenigbaar met een seculiere staatsinrichting en hoe is haar interactie met andere culturen? Delen de vertegenwoordigers van de Islam ook deze 1+1+1 visie?
Onderzoek
In Nederland zijn al veel zaken parlementair onderzocht maar vreemd genoeg dit vraagstuk, dat de Nederlanders tot op het bot verdeelt, niet. De minister baseert zich met haar 56-punten lijst hoofdzakelijk op haar eigen partij-politieke gevoel, en komt zodoende met een plan dat we misschien het beste een ‘pre-Fortuyn’ oplossing kunnen noemen. Pappen, nathouden en over de bol aaien. De kritische noot in het stuk lijkt direct afkomstig uit Paul Scheffer’s “Het Land van Aankomst”. Als basis onder ministrieel beleid is dit ten ene male onvoldoende.
De Islamitische cultuur heeft zich in Nederland gevestigd mede dankzij royale donaties uit Islamistische landen. Landen waarvan de leiders er om nationalistische of religieuze redenen baat bij hebben dat hun emigranten verbonden blijven met het land van herkomst. Het institutionaliseren van een umma overzee voorziet in beide. Dit op zich is al een bijzonder fenomeen want welke Nederlandse instanties voorzien haar ex-onderdanen van geld en middelen om toch maar vooral Nederlands te blijven en de Nederlandse cultuur uit te dragen? Veel verder dan een haring en een bitterbal op het consulaat komt men in de regel niet.
Toch krijgt regerend Europa warme gevoelens bij dit zorgzame gedrag jegens moslims in de diaspora. Wat de effecten van deze hulp zijn op de integratiebereidheid bij de gemiddelde immigrant, en in hoeverre ze verenigbaar is met het eigen beleid terzake, wenst men niet te onderzoeken. Hiervan zou een stigmatiserende werking uitgaan. Ik denk echter dat er voldoende signalen zijn dat de Islam – en dan met name de geestelijke en politieke leiding achter de Islam, heel andere doelen nastreeft waar het de integratie van haar onderdanen betreft. Indien de minister meent dat dit alles slechts xenofobe, nationalistische prietpraat is, wat is er dan eenvoudiger deze gedachte middels een onafhankelijk onderzoek naar het rijk der fabelen te verwijzen?
Vragen
Alvorens er ook maar één haar op mijn hoofd instemt met een beleid gericht op de institutionalisering van de Islam in Nederland zou ik graag willen weten:
Wat al die uitspraken van islamitische leiders binnen en buiten Europa over ‘de verovering van Europa’ nu precies inhouden.
Welke waarheid er schuil gaat achter de aantijgingen van Bat Ye’or en arabist Hans Jansen
Of we behalve burka en hoofddoek ook zullen tolereren dat er een islamitische zedenpolitie komt (voor moslims) naar Iraans model en zo niet, waar de minister dan de knip legt
Of ik (officieel) begrip moet opbrengen voor het feit dat Theo van Gogh is vermoord, dat Hirsi Ali wordt bedreigd en de ter doodveroordeling van Rushdi nog steeds staat.
Of de minister verwacht dat ik in 2017 ongestraft een Mohammed cartoon kan publiceren.
Hoe de waarheid van de Koran zich laat rijmen met bijvoorbeeld de evolutietheorie.
Of een verlichte Islam voorwaardelijk is voor een seculier Europa?
Of het de minister bekend is dat haar kijk op de Islam (onschuldig cultureel vermaak voor op de vrijdagavond) niet gedeeld wordt door haar islamitische achterban?
Of het de minister bekend is dat de BVD, AIVD en IND al meer dan tien jaar rapporten publiceren waaruit blijkt dat Islam en haar moslims twee verschillende entiteiten zijn
En dit zouden dan alleen mijn populistische vragen zijn. Demografie, arbeidsparticipatie, scholingsniveau en wetgeving heb ik nog achterwege gelaten.
Als ik vandaag de dag om mij heen kijk mevrouw de minister, dan zie ik een wereld die wezenlijk verschilt van die van tien jaar geleden. Wat mij met name stoort is dat ik in het openbaar op mijn woorden begin te letten, dat ik accepteer dat mijn dochter’s islamitische klasgenootje niet op haar verjaardag mag komen en dat heel Nederland op een reusachtig big brother huis begint te lijken.
Voor u is de Islam misschien een transparante grootheid, maar ik heb op dit moment grote moeite de indivuduele mensen achter dit geloof te onderscheiden en dat stoort mij. Daarom, verlicht ook mij, mevrouw de minister, en stel een parlementair onderzoek in dat deze te-zot-om-te-moeten-stellen vragen beantwoordt. Pas dan kunnen we zeggen of we in Nederland moeten moeten spreken over moslims of over de Islam.
Jaap.
Wat mij steeds weer opvalt bij alle discussies over het (moslim) integratievraagstuk in Nederland, is dat de strijdende partijen een wezenlijk ander uitgangspunt hanteren. Waar nette mensen denken in termen van 1+1+1… = 1 miljoen individuen, zien de politiek incorrecten een uitdijende, oncontroleerbare umma ter grootte van 1 miljoen personen. Deze verschillende zienswijzen maken dat discussies over integratie vaak niet gaan over de problemen op zich, maar over 'hoe je met elkaar omgaat’.
Om aangedragen oplossing op hun meritus te beoordelen zou het enorm helpen te weten welk perspectief het juiste is, en daarmee welke initiatieven wel of juist niet uitvoerbaar zijn. Hebben we te maken met individuen die volwaardig en op persoonlijke titel deel uit willen maken van de Nederlandse (en Europese) samenleving, of hebben we te maken met een anonieme groep die haar eigen cultuur als een beschermende burka heeft omgeslagen en niet van plan is dit kledingstuk om te ruilen?
Het beleid
Minister Vogelaar kiest in haar aanpak duidelijk voor het individu. Dit is de politiek correcte, socialistische aanpak. Socialistisch omdat het beschermen van, en rechten geven aan de medemens een wezenlijk kenmerk is van sociaal engagement; prima, dat zouden meer mensen moeten doen. Correct omdat (conform artikel 1 van de grondwet) het geen pas geeft bevolkingsgroepen op basis van ras of geloof uit te sluiten van deelname aan de samenleving. Kenmerkend voor haar beleidsnota is dan ook dat het individu wordt aangesproken en wordt uitgenodigd deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.
De minister wil dit bereiken met scholing, stage- en arbeidsplaatsen en bovenal door de mensen het gevoel te geven dat ze welkom zijn. Dit laatste stimuleert zij enerzijds passief middels een oproep aan het autochtone deel van de bevolking de islamitische cultuur en de Islam als een volwaardig onderdeel van onze samenleving te accepteren. Anderzijds actief door de exponenten van deze cultuur (moskeeën, kleding, ideeën) de ruimte te geven zich te profileren, waar nodig met subsidie.
Beleidsmatige tegenstrijdigheid
En hier stuiten we op een probleem. De cultuur in casu wordt volledig gedragen door de beginselen van de Islam en is daar voor de gemiddelde autochtoon ook aan gelijk. Als de minister aangeeft dat de integratie van één miljoen individuen alleen dán kans van slagen heeft wanneer de Islam onderdeel gaat uitmaken van het nationaal cultureel erfgoed, dan geeft zij daarmee ook aan dat de Islam en de umma kennelijk een zeer belangrijke rol spelen voor het individu. Zo belangrijk zelfs dat het individu hiermee onlosmakelijk verbonden is en dat we dit ook niet moeten willen ontvlechten! Maar wat hiervan de effecten voor haar persoons-gerichte beleidsnotitie precies zijn, geeft de minister niet aan en dat is vreemd. Immers, wat zij haar opponenten verwijt is dat deze alle individuele moslims over één kam scheren omdat ze ‘toevallig’ allemaal de Islam aanhangen.Het enige dat we hieruit kunnen concluderen is dat de umma en Islam voor de minister kennelijk dermate transparant zijn, dat zij in staat is hier volledig doorheen te kijken en dientengevolge alleen islamitische individuen ziet.
In interviews geeft de minister inderdaad blijk van deze visie door te stellen dat de culturele impact van de Islam wat haar betreft volledig vergelijkbaar is met die van het Joden- en Christendom. Zij voorziet een toekomst waarin Nederland zichzélf blijft en terugkijkend constateert dat haar cultuur gebaseerd blijkt op Joods-Christelijk-Islamitische invloeden. De individuele querulant voegt zij toe: “Haat is fout, tegen homo’s én moslims, tegen Joden én draagsters van hoofddoeken”. Zo is het altijd gegaan dus waarom nu niet? Maar is dit zo, zal het zo gaan? Is de Islam verenigbaar met een seculiere staatsinrichting en hoe is haar interactie met andere culturen? Delen de vertegenwoordigers van de Islam ook deze 1+1+1 visie?
Onderzoek
In Nederland zijn al veel zaken parlementair onderzocht maar vreemd genoeg dit vraagstuk, dat de Nederlanders tot op het bot verdeelt, niet. De minister baseert zich met haar 56-punten lijst hoofdzakelijk op haar eigen partij-politieke gevoel, en komt zodoende met een plan dat we misschien het beste een ‘pre-Fortuyn’ oplossing kunnen noemen. Pappen, nathouden en over de bol aaien. De kritische noot in het stuk lijkt direct afkomstig uit Paul Scheffer’s “Het Land van Aankomst”. Als basis onder ministrieel beleid is dit ten ene male onvoldoende.
De Islamitische cultuur heeft zich in Nederland gevestigd mede dankzij royale donaties uit Islamistische landen. Landen waarvan de leiders er om nationalistische of religieuze redenen baat bij hebben dat hun emigranten verbonden blijven met het land van herkomst. Het institutionaliseren van een umma overzee voorziet in beide. Dit op zich is al een bijzonder fenomeen want welke Nederlandse instanties voorzien haar ex-onderdanen van geld en middelen om toch maar vooral Nederlands te blijven en de Nederlandse cultuur uit te dragen? Veel verder dan een haring en een bitterbal op het consulaat komt men in de regel niet.
Toch krijgt regerend Europa warme gevoelens bij dit zorgzame gedrag jegens moslims in de diaspora. Wat de effecten van deze hulp zijn op de integratiebereidheid bij de gemiddelde immigrant, en in hoeverre ze verenigbaar is met het eigen beleid terzake, wenst men niet te onderzoeken. Hiervan zou een stigmatiserende werking uitgaan. Ik denk echter dat er voldoende signalen zijn dat de Islam – en dan met name de geestelijke en politieke leiding achter de Islam, heel andere doelen nastreeft waar het de integratie van haar onderdanen betreft. Indien de minister meent dat dit alles slechts xenofobe, nationalistische prietpraat is, wat is er dan eenvoudiger deze gedachte middels een onafhankelijk onderzoek naar het rijk der fabelen te verwijzen?
Vragen
Alvorens er ook maar één haar op mijn hoofd instemt met een beleid gericht op de institutionalisering van de Islam in Nederland zou ik graag willen weten:
Wat al die uitspraken van islamitische leiders binnen en buiten Europa over ‘de verovering van Europa’ nu precies inhouden.
Welke waarheid er schuil gaat achter de aantijgingen van Bat Ye’or en arabist Hans Jansen
Of we behalve burka en hoofddoek ook zullen tolereren dat er een islamitische zedenpolitie komt (voor moslims) naar Iraans model en zo niet, waar de minister dan de knip legt
Of ik (officieel) begrip moet opbrengen voor het feit dat Theo van Gogh is vermoord, dat Hirsi Ali wordt bedreigd en de ter doodveroordeling van Rushdi nog steeds staat.
Of de minister verwacht dat ik in 2017 ongestraft een Mohammed cartoon kan publiceren.
Hoe de waarheid van de Koran zich laat rijmen met bijvoorbeeld de evolutietheorie.
Of een verlichte Islam voorwaardelijk is voor een seculier Europa?
Of het de minister bekend is dat haar kijk op de Islam (onschuldig cultureel vermaak voor op de vrijdagavond) niet gedeeld wordt door haar islamitische achterban?
Of het de minister bekend is dat de BVD, AIVD en IND al meer dan tien jaar rapporten publiceren waaruit blijkt dat Islam en haar moslims twee verschillende entiteiten zijn
En dit zouden dan alleen mijn populistische vragen zijn. Demografie, arbeidsparticipatie, scholingsniveau en wetgeving heb ik nog achterwege gelaten.
Als ik vandaag de dag om mij heen kijk mevrouw de minister, dan zie ik een wereld die wezenlijk verschilt van die van tien jaar geleden. Wat mij met name stoort is dat ik in het openbaar op mijn woorden begin te letten, dat ik accepteer dat mijn dochter’s islamitische klasgenootje niet op haar verjaardag mag komen en dat heel Nederland op een reusachtig big brother huis begint te lijken.
Voor u is de Islam misschien een transparante grootheid, maar ik heb op dit moment grote moeite de indivuduele mensen achter dit geloof te onderscheiden en dat stoort mij. Daarom, verlicht ook mij, mevrouw de minister, en stel een parlementair onderzoek in dat deze te-zot-om-te-moeten-stellen vragen beantwoordt. Pas dan kunnen we zeggen of we in Nederland moeten moeten spreken over moslims of over de Islam.
Jaap.
Sunday, November 11, 2007
Ik vloek, dus Hij bestaat?
Wie net als ik, noodgedwongen of uit vrije wil, regelmatig met het openbaar vervoer reist kan de posters in abri’s en op perrons niet zijn ontgaan: Martijn! Willem! Linda! schreeuwt het de naar rust snakkende reiziger tegemoet. Wie de neuk zijn Martijn, Willem en Linda vroeg ik mij af, en wat willen ze van me? Het blijkt te gaan om een campagne van de ‘Bond tegen het vloeken’, bekend van het mateloos irritante know-it-all papegaaitje. De kern van de boodschap luidt: u gebruikt bovenstaande namen toch ook niet bij wijze van krachtterm, dus waarom dan wel de naam van de Heer?
Jezus Christ! How stupid can you get? Wat is het nut van het onderhouden van een relatie met de goden als je ze niet mag aanroepen? Wat moet ik goddomme met Martijn als ik op m’n duim sla? Wat moet ik met Linda als die dodo van een Willem m’n bier omstoot? Kijk, zegt de Bond, in zo’n geval moet je de Heer niet aanroepen want het is ijdel gebruik van zijn naam. Er staat immers in Exodus 20:7 "Misbruik de naam de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan".
Even afgezien van het feit dat dit vers door een Japanse vertaalcomputer vanuit het Swahili naar het Nederlands lijkt te zijn overgezet, begrijp ik niet wat ik met Exodus 20 gedeeld door 7 te maken heb wanneer ik van Amsterdam naar Utrecht wil. Om niet te vloeken omdát anders de HEER mij niet vrijuit laat gaan veronderstelt dat ik in die Heer geloof. Dat ik geloof dat hij hemel en aarde schiep en de sterren aan een glazen firmament bevestigde waarachter hij het hemelwater bewaarde. Maar dat geloof ik niet. Ik geloof niet in god, niet in deze en niet in een andere. Dit is een schim uit de bronstijd wiens daden misschien tot de verbeelding spraken van woestijnvolken in het Midden-Oosten zo’n drieduizend jaar geleden, maar ik heb geen boodschap aan zijn dreigementen anno 2007 op Amsterdam CS.
Maar wat mij bovenal irriteert is het positioneren van een bepaald, op religieuze leest geschoeid normenkader, als de absolute referentie. Om dan vervolgens te appelleren aan algemeen menselijke eigenschappen als begrip en respect om ze maatschappelijk verankerd te krijgen. Deze logica maakt dat ik mij uit respect niet alleen moet onthouden van vloeken, maar ook begrip moet kunnen opbrengen voor gescheiden zwemlessen en gesloten winkels op zondag.
Ik heb geen boodschap meer aan oproepen de publieke ruimte religieus verantwoord in te richten opdat de ‘rechtvaardige’ niet het risico loopt door de HEER gestraft te worden wanneer zijn oog op een papieren tiet valt, of als hij mij binnensmonds hoort vloeken omdat die f*cking trein naar Utrecht inmiddels vertrokken is. Daarbij komt nog dat de enige reden dat ik überhaupt kan vloeken gelegen is in het feit dat ik tweeduizend jaar lang ben achtervolgd door de mensch met den bijbel, zonder bijbel geen vloek. Ik heb mijn gvd’s namelijk niet van het Fa meisje noch heb ik mijn profane zondigheid van Phil Bloom en toch zijn zij nu de gebeten hond. Zij en hun vriendinnen hebben er de afgelopen veertig jaar voor gezorgd dat Nederland is verworden tot een gepornoficeerde maatschappij, een open riool waarin de oppassende huisvader zich gemakkelijk bevuilt.
Ik deel deze visie niet. Duizenden jaren lang, tot diep in de jaren '60, heeft de geest van de Schrift de publieke ruimte in haar greep gehad, en het is pas sinds veertig jaar dat haar archaïsche normenkader geleidelijk uit het straatbeeld verdwijnt. De enige die hier problemen mee lijken te hebben zijn de nieuw aangekomenen die in elke ongesluierde vrouw een ‘hoerrr’ ontwaren, alsmede ouders in drooggevallen visserdorpen die hun zuipende en snuivende kroost de kerk niet meer inkrijgen. De kern van hun probleem is dat straatbeeld en cultuur niet langer voldoen aan het christelijke en islamistische ideaal. Maar mag het eens na tweeduizend jaar? We weten inmiddels toch ook dat regen uit de wolken komt en niet vanachter de sterren, en dat de aarde om de zon draait en niet andersom? Als we het erover eens zijn dat de Schrift er met betrekking tot deze waarden faliekant naast zit, waar haal je dan de euvele moed vandaan om mij willekeurige andere waarden uit diezelfde bron als norm op te leggen?
Als ik op dit moment uit het raam kijk dan zie ik gezinnetjes over straat lopen, ik zie (ongetrouwde?) stelletjes gearmd voor de etalage staan, en ook een groepje dronken Engelsen. Maar ik zie geen vaders die hun dochters aan een bloedgeile meute overhandigen, ik zie geen moordenaars langs de deuren gaan om in elk huis de eerstgeborene te doden. Dit beeld bestaat alleen bij gemankeerde erfzonde adepten die in elke borst en in elk onvertogen woord een teken van de duivel of de terugkomst van de Heer zien, en het niet na kunnen laten zoveel mogelijk maatschappelijke waarden in hun greep te krijgen. Het is niet voor niets dat de Bond tegen het vloeken zich bij haar turf-activiteiten niet langer beperkt tot Exodus 20:7, tegenwoordig richt men zich ook op geslachtsdelen en op alle andere woorden waarvan ‘duidelijk’ is dat ze ingaan tegen de strekking van de Schrift.
Ik wil niet dat dat mijn straatbeeld hiernaar ingericht wordt. Ik ben atheïst, ik vloek zelden want het is zinloos, het is een echo van tweeduizend jaar christendom. Vloeken is aangeleerd, net als bidden. Vloeken en bidden krijgen alleen dan een inhoudelijke betekenis wanneer ze binnen een religieus normenkader geplaatst worden, een normenkader waaraan ik part nog deel wens te hebben.
Jezus Christ! How stupid can you get? Wat is het nut van het onderhouden van een relatie met de goden als je ze niet mag aanroepen? Wat moet ik goddomme met Martijn als ik op m’n duim sla? Wat moet ik met Linda als die dodo van een Willem m’n bier omstoot? Kijk, zegt de Bond, in zo’n geval moet je de Heer niet aanroepen want het is ijdel gebruik van zijn naam. Er staat immers in Exodus 20:7 "Misbruik de naam de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan".
Even afgezien van het feit dat dit vers door een Japanse vertaalcomputer vanuit het Swahili naar het Nederlands lijkt te zijn overgezet, begrijp ik niet wat ik met Exodus 20 gedeeld door 7 te maken heb wanneer ik van Amsterdam naar Utrecht wil. Om niet te vloeken omdát anders de HEER mij niet vrijuit laat gaan veronderstelt dat ik in die Heer geloof. Dat ik geloof dat hij hemel en aarde schiep en de sterren aan een glazen firmament bevestigde waarachter hij het hemelwater bewaarde. Maar dat geloof ik niet. Ik geloof niet in god, niet in deze en niet in een andere. Dit is een schim uit de bronstijd wiens daden misschien tot de verbeelding spraken van woestijnvolken in het Midden-Oosten zo’n drieduizend jaar geleden, maar ik heb geen boodschap aan zijn dreigementen anno 2007 op Amsterdam CS.
Maar wat mij bovenal irriteert is het positioneren van een bepaald, op religieuze leest geschoeid normenkader, als de absolute referentie. Om dan vervolgens te appelleren aan algemeen menselijke eigenschappen als begrip en respect om ze maatschappelijk verankerd te krijgen. Deze logica maakt dat ik mij uit respect niet alleen moet onthouden van vloeken, maar ook begrip moet kunnen opbrengen voor gescheiden zwemlessen en gesloten winkels op zondag.
Ik heb geen boodschap meer aan oproepen de publieke ruimte religieus verantwoord in te richten opdat de ‘rechtvaardige’ niet het risico loopt door de HEER gestraft te worden wanneer zijn oog op een papieren tiet valt, of als hij mij binnensmonds hoort vloeken omdat die f*cking trein naar Utrecht inmiddels vertrokken is. Daarbij komt nog dat de enige reden dat ik überhaupt kan vloeken gelegen is in het feit dat ik tweeduizend jaar lang ben achtervolgd door de mensch met den bijbel, zonder bijbel geen vloek. Ik heb mijn gvd’s namelijk niet van het Fa meisje noch heb ik mijn profane zondigheid van Phil Bloom en toch zijn zij nu de gebeten hond. Zij en hun vriendinnen hebben er de afgelopen veertig jaar voor gezorgd dat Nederland is verworden tot een gepornoficeerde maatschappij, een open riool waarin de oppassende huisvader zich gemakkelijk bevuilt.
Ik deel deze visie niet. Duizenden jaren lang, tot diep in de jaren '60, heeft de geest van de Schrift de publieke ruimte in haar greep gehad, en het is pas sinds veertig jaar dat haar archaïsche normenkader geleidelijk uit het straatbeeld verdwijnt. De enige die hier problemen mee lijken te hebben zijn de nieuw aangekomenen die in elke ongesluierde vrouw een ‘hoerrr’ ontwaren, alsmede ouders in drooggevallen visserdorpen die hun zuipende en snuivende kroost de kerk niet meer inkrijgen. De kern van hun probleem is dat straatbeeld en cultuur niet langer voldoen aan het christelijke en islamistische ideaal. Maar mag het eens na tweeduizend jaar? We weten inmiddels toch ook dat regen uit de wolken komt en niet vanachter de sterren, en dat de aarde om de zon draait en niet andersom? Als we het erover eens zijn dat de Schrift er met betrekking tot deze waarden faliekant naast zit, waar haal je dan de euvele moed vandaan om mij willekeurige andere waarden uit diezelfde bron als norm op te leggen?
Als ik op dit moment uit het raam kijk dan zie ik gezinnetjes over straat lopen, ik zie (ongetrouwde?) stelletjes gearmd voor de etalage staan, en ook een groepje dronken Engelsen. Maar ik zie geen vaders die hun dochters aan een bloedgeile meute overhandigen, ik zie geen moordenaars langs de deuren gaan om in elk huis de eerstgeborene te doden. Dit beeld bestaat alleen bij gemankeerde erfzonde adepten die in elke borst en in elk onvertogen woord een teken van de duivel of de terugkomst van de Heer zien, en het niet na kunnen laten zoveel mogelijk maatschappelijke waarden in hun greep te krijgen. Het is niet voor niets dat de Bond tegen het vloeken zich bij haar turf-activiteiten niet langer beperkt tot Exodus 20:7, tegenwoordig richt men zich ook op geslachtsdelen en op alle andere woorden waarvan ‘duidelijk’ is dat ze ingaan tegen de strekking van de Schrift.
Ik wil niet dat dat mijn straatbeeld hiernaar ingericht wordt. Ik ben atheïst, ik vloek zelden want het is zinloos, het is een echo van tweeduizend jaar christendom. Vloeken is aangeleerd, net als bidden. Vloeken en bidden krijgen alleen dan een inhoudelijke betekenis wanneer ze binnen een religieus normenkader geplaatst worden, een normenkader waaraan ik part nog deel wens te hebben.
Saturday, November 10, 2007
Een krachtland
Zelden trof ik een gelukkiger en optimistischer land dan Nederland. Waar volkeren elders in de wereld geteisterd worden door natuurrampen, oorlogen of gebukt gaan onder de loodzware dreiging van het internationale terrorisme, daar getuigen politiek en media in dit kleine landje dagelijks van het feit dat het ook anders kan.
Hier treffen we namelijk geen banlieu’s met tuig, maar krachtwijken met kansenjongeren. Hier geen politici die willens en wetens hele bevolkingsgroepen beledigen onder het mom van ‘vrijheid van meningsuiting’, die fase is men voorbij. Hier ook geen megalomane projecten als driebaans snelwegen dwars door ecologische parels als de Randstad, het leefmilieu wordt in alle opzichten gekoesterd.
Hoe nu, zo zult u zich afvragen, heeft men dit voor elkaar gekregen? Hoe kon een Europees land, dat zich drie jaar geleden nog het best liet omschrijven als een liberale technocratie, opstandig en argwanend, met zegsmannen en –vrouwen die geheel Europa shockeerden, zich in zo korte tijd omvormen tot een waarachtig gidsland? Nu dat ging als volgt.
Toen het laatste neo-liberale kabinet begin 2006 viel, werd het Nederlandse volk in november van dat jaar naar de stembus geroepen. En de keuze van het volk was eenduidig. Het koos voor moraal en saamhorigheid. Het koos voor elkaar en tegen de geestelijke en ecologische armoede die waren voortgekomen uit tien jaar economisch imperialisme. Het volk wilde geestelijk leiderschap, het wilde verlossing van de schreeuwerige dissidenten die telkenmale weer een wig probeerden te drijven tussen de oude Nederlanders en de nieuwe Nederlanders. Het wilde de boel bij elkaar houden en de natuur in stand. En zo geschiedde.
De formatie duurde lang, maar niet lang genoeg om alle spelers van de nieuwe plannen op de hoogte te brengen. Hiertoe ontbraken nog 100 dagen om alles tot in detail met de troepen in den lande door te spreken. In een briljant moment verklaarde JP, de nieuw verkozen roerganger, dat het volk 100 dagen de tijd kreeg de motivatie van haar keuze toe te lichten en gemiste punten alsnog op de agenda te plaatsen. Zo werden er nieuwe wensen genoteerd, waaronder het door de bevolking node gemiste ‘centrale meldpunt voor gestolen fietsen’, en een aantal beleidslijnen werd vroegtijdig geconcretiseerd resulterend in ‘de gedragscode voor audiovisuele media’ en het ‘bevorderen van een respectvolle omgang met elkaar’ . En toen was men er klaar voor. Samen werken, samen leven; na jaren van stille voorbereiding ging het er nu dan eindelijk van komen.
Om beleid en uitvoering één op één te laten lopen werden alle programmapunten tot ministriële portefeille verklaard en zo kwam men tot het Ministerie van Integratie en Krachtwijken, het Ministerie van Milieu en Economische Deconstructie, het Ministerie van Nivellering en tenslotte het Ministerie van Fastoen en Opvoeding, al was dit laatste ministerie feitelijk een eenmansbedrijf. Deze vier ministeries hadden een Herculestaak te volbrengen die een zeer strakke regie zou vergen en veel geld ging kosten maar die uiteindelijk Nederland weer op de kaart zou zetten als het Prachtland dat het altijd was geweest: proper, tolerant, rechtvaardig en één onder God.
Aan het Ministerie van Nivellering was het de begroting rond te krijgen. Men schatte 5,5 miljard nodig te hebben voor een eerste basis onder het nieuwe beleid. Dit werd gevonden in een lastenverzwaring voor de burgerij. Een lastenverzwaring die welliswaar de hoogste was sinds het bestaan van dit dappere koninkrijkje, maar wel een die de toets der rechtvaardigheid kon doorstaan. Van enige noemenswaardige oppositie was dan ook geen sprake en de vakbonden, die in de 100 dagen ervoor uitvoerig waren geconsulteerd, konden zich dan ook prima in de plannen vinden. De sterkste schouders zouden de zwaarste lasten dragen en ook de BTW-verhoging, de additionele heffingen op vliegtickets, auto’s van de zaak en andere vormen van ecologische destructie werden onder de noemer ‘milieuheffing’ probleemloos door de kamer geleid. Daarmee was de financiële basis gelegd en konden de handen uit de mouwen.
Als eerste was minister Vogelaar van Integratie en Krachtwijken aan de beurt. Op haar schouders rustte een enorme verantwoordelijkheid. Hoe immers de schade te herstellen die demagogen als Fortuyn, Hirsi Ali en van Gogh hadden aangericht? De 450 miljoen die haar hiervoor ter beschikking stonden zouden welliswaar volstaan voor de invulling van de plannen maar dan moest eerst het roer om. Eerst moest het publiek weer echt Nederlands leren denken, eerst moest de tolerantie en relativering die haar Nederland zo eigen was geweest weer terug. Dit kon ze echter niet alleen, zulke zaken vereisen een natiebrede aanpak en hiervoor was ze afhankelijk van de media, de echte media welteverstaan zoals echte kranten en televisiejournaals.
Deze hadden de ommezwaai zien aankomen en waren voorbereid. Vanaf 9/11, toen de hele wereld een haatcampagne voerde tegen een bevolkingsgroep die het toch al zo moeilijk had, hadden zij vastgehouden aan het Eurabisch ideaal. Met rechte rug hadden zij de ultranationalistische xenofobe stormen die door Fortuyn waren opgeroepen en door vazallen als van Goch nog eens waren aangewakkerd doorstaan. Zelfs toen deze dissonanten eindelijk zwegen hadden zij niet nagelaten querulanten de maat te nemen en de eigen gelederen te zuiveren. Wat immers vermochten 450 miljoen euro wanneer figuren als Groenhuijsen en Hemelrijk bleven funguren als spreekbuis voor economisch fascisme en religieuze haatzaaierij? Niets! Maar gelukkig was alles tijdig geregeld en waren de laatste kritikasters die zich hardnekkig ‘sociaal en progressief’ bleven noemen, maar ondertussen niet in de gaten hadden dat de revolutie zich al had voltrokken, verbannen naar de uithoeken van het internet waar de oppassende mensch zich goddank nooit begaf.
Zo wist de minister zich ervan verzekerd dat de belastingbetaler, die haar schitterende plannen financierde, waar voor zijn geld kreeg en niet werd afgeleid door politieke ruis en goedkope stemmingmakerij. Een gecalculeerde uitzondering hierop vormde de oppositie, en dan met name de imperialistisch-zionistische oppositie in de vorm van de heer Wilders. Deze had het zelfs een keer bestaan te roepen: “mevrouw de minister is knettergek!”. Hilariteit alom natuurlijk want zelfs het volk begreep dat dit niet kon. ‘Gefundenes Fressen’ had collega Hirsch van het Ministerie van Sociale Rechtvaardigheid het lachend genoemd. Nederland was er klaar voor.
“Een burka moet mogen” zei de minister kort na haar aantreden en “Ik voorzie dat men in de eeuwen na ons zal spreken van een Joods-Christelijk-Islamische traditie” bij een latere gelegenheid. Ze was zich hierbij natuurlijk terdege bewust dat het de anti-Islam sentimenten die nog lang niet waren uitgeroeid zou prikkelen, maar het kabinet had besloten om pro-actief de grenzen weer daar te leggen waar ze hoorden. Tevens pastte dit in het plan om van tijd tot tijd een oefening in regie te houden waarbij werd gekeken hoe men, met behulp van de media, opstootjes zo efficient mogelijk kon downplayen. Dat dit de bewindvoerders steeds beter af ging bleek wel tijdens het ‘Slotervaart-oproer’ dat volledig op lokaal niveau kon worden afgehandeld dankzij burgemeester Cohen, een grootheid op dit gebied.
Terwijl men zo doende was de Islamitische cultuur ‘lebensraum’ te geven, en haar maatschappelijke exponenten als Milli Gürüs, Islamitisch onderwijs, omroepen en websites middels subsidiëring van geld te voorzien, waren parallel hieraan de ministers Rouvoet van Fatsoen en Opvoeding alsmede de minister Plasterk van Fatsoenlijk Onderwijs en Zeden, druk doende het Nederlandse volk te bekeren tot de normen en waarden van de jaren ’50. Het WRR had namelijk becijferd dat het ontbreken van de Nederlandse identiteit geworteld was in een onnatuurlijk liberaal gedachtengoed dat zijn zondige klauwen reeds in de jaren ’60 had uitgestrekt naar de jeugd en al velen van het Huis had weggevoerd. Daarenboven was men met de adviseurs Tariq Ramadan en Mohammed Cheppih overeengekomen dat het Nederland van 1950 de ideale uitgangspositie zou zijn voor een op Eurabische leest geschoeide cultuuromslag .
Hiertoe moest eerst de publieke ruimte op orde gebracht worden en wel in de meest ruime zin des woords. Dit werd bereikt met een aantal eenvoudige doch doeltreffende maatregelen: kunstuitingen mochten de religieuze gevoelens niet kwetsen, de pornoficatie van Nederland diende gestopt te worden, te beginnen met de obscene donorposters in de bus- en tram-abri’s, de zondagsopening van winkels moest aan banden gelegd en de bedenktijd bij overtijdbehandelingen verlengd worden. Ook het gebruik van geestverruimende en daarmee God-onterende middelen als softdrugs en alcohol werd de wacht aangezet. Dit beleid zou ertoe leiden dat het straatbeeld weer de rust en beslotenheid ging ademen die nodig was om kerken en moskeeën hun stem terug te geven, een stem die tot dan al te vaak verloren ging in een bijkans orgastische bevrediging der zintuigen zoals we die ook in enkele donkere passages van de Schrift vinden.
Maar niet alleen de maatschappelijke ruimte verdiende aandacht, ook voor de natuurlijke ruimte was de menselijke maat weer norm geworden. Iedere verdere ontering van het landschap moest een halt worden toegeroepen; geen nieuwe of verbrede snelwegen, geen uitbreiding van vliegvelden en geen verdere stijging van het energieverbruik. De Raad van State had het op zich genomen over het landschap te waken. Zo legde men per onmiddellijk de verbreding van de A4 stil en vernietigde het wijzigingsbesluit voor vliegveld Lelystad dat vluchten van Schiphol zou overnemen. Dit alles in nauwe samenwerking met de stichting Milieudefensie. Daarnaast was men er met behulp van particulier initiatief in geslaagd Brussel zover te krijgen in Nederland 200 beschermde natuurgebieden aan te wijzen, hetgeen verdere infrastructurele uitbreidingen bijkans uitsloot. Eendracht maakt macht.
Tenslotte was het aan minister Bos van Nivellering om de economie weer gezond te krijgen. Gezond in de zin dat het imperialistisch grootkapitaal dat niets toevoegde aan de ideologische opbouw van het land, maar wel een duidelijke stem in het geheel had, geruisloos van het toneel te laten verdwijnen. De oplossing werd gevonden in een relict uit de tijd van het economisch fascisme, de vrije markteconomie. Beursgenoteerde bedrijven werden eenvoudigweg per opbod verkocht en geen oppositie die hier iets tegenin kón brengen of wilde brengen. De circel was rond en het net gesloten, het fundament voor de toekomst was gelegd.
En zo kon het gebeuren dat met een serie van ogenschijnlijk minimale maatregelen, gekoppeld aan een uitstekende regie, een landje dat jarenlang voor het Sociaal-Eurabisch ideaal verloren leek, weer terugkeerde in het Huis. Nederland, een krachtland.
Jaap
Hier treffen we namelijk geen banlieu’s met tuig, maar krachtwijken met kansenjongeren. Hier geen politici die willens en wetens hele bevolkingsgroepen beledigen onder het mom van ‘vrijheid van meningsuiting’, die fase is men voorbij. Hier ook geen megalomane projecten als driebaans snelwegen dwars door ecologische parels als de Randstad, het leefmilieu wordt in alle opzichten gekoesterd.
Hoe nu, zo zult u zich afvragen, heeft men dit voor elkaar gekregen? Hoe kon een Europees land, dat zich drie jaar geleden nog het best liet omschrijven als een liberale technocratie, opstandig en argwanend, met zegsmannen en –vrouwen die geheel Europa shockeerden, zich in zo korte tijd omvormen tot een waarachtig gidsland? Nu dat ging als volgt.
Toen het laatste neo-liberale kabinet begin 2006 viel, werd het Nederlandse volk in november van dat jaar naar de stembus geroepen. En de keuze van het volk was eenduidig. Het koos voor moraal en saamhorigheid. Het koos voor elkaar en tegen de geestelijke en ecologische armoede die waren voortgekomen uit tien jaar economisch imperialisme. Het volk wilde geestelijk leiderschap, het wilde verlossing van de schreeuwerige dissidenten die telkenmale weer een wig probeerden te drijven tussen de oude Nederlanders en de nieuwe Nederlanders. Het wilde de boel bij elkaar houden en de natuur in stand. En zo geschiedde.
De formatie duurde lang, maar niet lang genoeg om alle spelers van de nieuwe plannen op de hoogte te brengen. Hiertoe ontbraken nog 100 dagen om alles tot in detail met de troepen in den lande door te spreken. In een briljant moment verklaarde JP, de nieuw verkozen roerganger, dat het volk 100 dagen de tijd kreeg de motivatie van haar keuze toe te lichten en gemiste punten alsnog op de agenda te plaatsen. Zo werden er nieuwe wensen genoteerd, waaronder het door de bevolking node gemiste ‘centrale meldpunt voor gestolen fietsen’, en een aantal beleidslijnen werd vroegtijdig geconcretiseerd resulterend in ‘de gedragscode voor audiovisuele media’ en het ‘bevorderen van een respectvolle omgang met elkaar’ . En toen was men er klaar voor. Samen werken, samen leven; na jaren van stille voorbereiding ging het er nu dan eindelijk van komen.
Om beleid en uitvoering één op één te laten lopen werden alle programmapunten tot ministriële portefeille verklaard en zo kwam men tot het Ministerie van Integratie en Krachtwijken, het Ministerie van Milieu en Economische Deconstructie, het Ministerie van Nivellering en tenslotte het Ministerie van Fastoen en Opvoeding, al was dit laatste ministerie feitelijk een eenmansbedrijf. Deze vier ministeries hadden een Herculestaak te volbrengen die een zeer strakke regie zou vergen en veel geld ging kosten maar die uiteindelijk Nederland weer op de kaart zou zetten als het Prachtland dat het altijd was geweest: proper, tolerant, rechtvaardig en één onder God.
Aan het Ministerie van Nivellering was het de begroting rond te krijgen. Men schatte 5,5 miljard nodig te hebben voor een eerste basis onder het nieuwe beleid. Dit werd gevonden in een lastenverzwaring voor de burgerij. Een lastenverzwaring die welliswaar de hoogste was sinds het bestaan van dit dappere koninkrijkje, maar wel een die de toets der rechtvaardigheid kon doorstaan. Van enige noemenswaardige oppositie was dan ook geen sprake en de vakbonden, die in de 100 dagen ervoor uitvoerig waren geconsulteerd, konden zich dan ook prima in de plannen vinden. De sterkste schouders zouden de zwaarste lasten dragen en ook de BTW-verhoging, de additionele heffingen op vliegtickets, auto’s van de zaak en andere vormen van ecologische destructie werden onder de noemer ‘milieuheffing’ probleemloos door de kamer geleid. Daarmee was de financiële basis gelegd en konden de handen uit de mouwen.
Als eerste was minister Vogelaar van Integratie en Krachtwijken aan de beurt. Op haar schouders rustte een enorme verantwoordelijkheid. Hoe immers de schade te herstellen die demagogen als Fortuyn, Hirsi Ali en van Gogh hadden aangericht? De 450 miljoen die haar hiervoor ter beschikking stonden zouden welliswaar volstaan voor de invulling van de plannen maar dan moest eerst het roer om. Eerst moest het publiek weer echt Nederlands leren denken, eerst moest de tolerantie en relativering die haar Nederland zo eigen was geweest weer terug. Dit kon ze echter niet alleen, zulke zaken vereisen een natiebrede aanpak en hiervoor was ze afhankelijk van de media, de echte media welteverstaan zoals echte kranten en televisiejournaals.
Deze hadden de ommezwaai zien aankomen en waren voorbereid. Vanaf 9/11, toen de hele wereld een haatcampagne voerde tegen een bevolkingsgroep die het toch al zo moeilijk had, hadden zij vastgehouden aan het Eurabisch ideaal. Met rechte rug hadden zij de ultranationalistische xenofobe stormen die door Fortuyn waren opgeroepen en door vazallen als van Goch nog eens waren aangewakkerd doorstaan. Zelfs toen deze dissonanten eindelijk zwegen hadden zij niet nagelaten querulanten de maat te nemen en de eigen gelederen te zuiveren. Wat immers vermochten 450 miljoen euro wanneer figuren als Groenhuijsen en Hemelrijk bleven funguren als spreekbuis voor economisch fascisme en religieuze haatzaaierij? Niets! Maar gelukkig was alles tijdig geregeld en waren de laatste kritikasters die zich hardnekkig ‘sociaal en progressief’ bleven noemen, maar ondertussen niet in de gaten hadden dat de revolutie zich al had voltrokken, verbannen naar de uithoeken van het internet waar de oppassende mensch zich goddank nooit begaf.
Zo wist de minister zich ervan verzekerd dat de belastingbetaler, die haar schitterende plannen financierde, waar voor zijn geld kreeg en niet werd afgeleid door politieke ruis en goedkope stemmingmakerij. Een gecalculeerde uitzondering hierop vormde de oppositie, en dan met name de imperialistisch-zionistische oppositie in de vorm van de heer Wilders. Deze had het zelfs een keer bestaan te roepen: “mevrouw de minister is knettergek!”. Hilariteit alom natuurlijk want zelfs het volk begreep dat dit niet kon. ‘Gefundenes Fressen’ had collega Hirsch van het Ministerie van Sociale Rechtvaardigheid het lachend genoemd. Nederland was er klaar voor.
“Een burka moet mogen” zei de minister kort na haar aantreden en “Ik voorzie dat men in de eeuwen na ons zal spreken van een Joods-Christelijk-Islamische traditie” bij een latere gelegenheid. Ze was zich hierbij natuurlijk terdege bewust dat het de anti-Islam sentimenten die nog lang niet waren uitgeroeid zou prikkelen, maar het kabinet had besloten om pro-actief de grenzen weer daar te leggen waar ze hoorden. Tevens pastte dit in het plan om van tijd tot tijd een oefening in regie te houden waarbij werd gekeken hoe men, met behulp van de media, opstootjes zo efficient mogelijk kon downplayen. Dat dit de bewindvoerders steeds beter af ging bleek wel tijdens het ‘Slotervaart-oproer’ dat volledig op lokaal niveau kon worden afgehandeld dankzij burgemeester Cohen, een grootheid op dit gebied.
Terwijl men zo doende was de Islamitische cultuur ‘lebensraum’ te geven, en haar maatschappelijke exponenten als Milli Gürüs, Islamitisch onderwijs, omroepen en websites middels subsidiëring van geld te voorzien, waren parallel hieraan de ministers Rouvoet van Fatsoen en Opvoeding alsmede de minister Plasterk van Fatsoenlijk Onderwijs en Zeden, druk doende het Nederlandse volk te bekeren tot de normen en waarden van de jaren ’50. Het WRR had namelijk becijferd dat het ontbreken van de Nederlandse identiteit geworteld was in een onnatuurlijk liberaal gedachtengoed dat zijn zondige klauwen reeds in de jaren ’60 had uitgestrekt naar de jeugd en al velen van het Huis had weggevoerd. Daarenboven was men met de adviseurs Tariq Ramadan en Mohammed Cheppih overeengekomen dat het Nederland van 1950 de ideale uitgangspositie zou zijn voor een op Eurabische leest geschoeide cultuuromslag .
Hiertoe moest eerst de publieke ruimte op orde gebracht worden en wel in de meest ruime zin des woords. Dit werd bereikt met een aantal eenvoudige doch doeltreffende maatregelen: kunstuitingen mochten de religieuze gevoelens niet kwetsen, de pornoficatie van Nederland diende gestopt te worden, te beginnen met de obscene donorposters in de bus- en tram-abri’s, de zondagsopening van winkels moest aan banden gelegd en de bedenktijd bij overtijdbehandelingen verlengd worden. Ook het gebruik van geestverruimende en daarmee God-onterende middelen als softdrugs en alcohol werd de wacht aangezet. Dit beleid zou ertoe leiden dat het straatbeeld weer de rust en beslotenheid ging ademen die nodig was om kerken en moskeeën hun stem terug te geven, een stem die tot dan al te vaak verloren ging in een bijkans orgastische bevrediging der zintuigen zoals we die ook in enkele donkere passages van de Schrift vinden.
Maar niet alleen de maatschappelijke ruimte verdiende aandacht, ook voor de natuurlijke ruimte was de menselijke maat weer norm geworden. Iedere verdere ontering van het landschap moest een halt worden toegeroepen; geen nieuwe of verbrede snelwegen, geen uitbreiding van vliegvelden en geen verdere stijging van het energieverbruik. De Raad van State had het op zich genomen over het landschap te waken. Zo legde men per onmiddellijk de verbreding van de A4 stil en vernietigde het wijzigingsbesluit voor vliegveld Lelystad dat vluchten van Schiphol zou overnemen. Dit alles in nauwe samenwerking met de stichting Milieudefensie. Daarnaast was men er met behulp van particulier initiatief in geslaagd Brussel zover te krijgen in Nederland 200 beschermde natuurgebieden aan te wijzen, hetgeen verdere infrastructurele uitbreidingen bijkans uitsloot. Eendracht maakt macht.
Tenslotte was het aan minister Bos van Nivellering om de economie weer gezond te krijgen. Gezond in de zin dat het imperialistisch grootkapitaal dat niets toevoegde aan de ideologische opbouw van het land, maar wel een duidelijke stem in het geheel had, geruisloos van het toneel te laten verdwijnen. De oplossing werd gevonden in een relict uit de tijd van het economisch fascisme, de vrije markteconomie. Beursgenoteerde bedrijven werden eenvoudigweg per opbod verkocht en geen oppositie die hier iets tegenin kón brengen of wilde brengen. De circel was rond en het net gesloten, het fundament voor de toekomst was gelegd.
En zo kon het gebeuren dat met een serie van ogenschijnlijk minimale maatregelen, gekoppeld aan een uitstekende regie, een landje dat jarenlang voor het Sociaal-Eurabisch ideaal verloren leek, weer terugkeerde in het Huis. Nederland, een krachtland.
Jaap
Subscribe to:
Posts (Atom)