Tuesday, December 27, 2011
Talentenloze Kersttoespraak
"Met onze kostbare planeet wordt zorgeloos omgesprongen en wat zij ons geeft wordt slecht verdeeld". Deze zin uit Hare Majesteits kersttoespraak vat de teneur van de 2011-oratie uitstekend samen: productie is een natuurlijk gegeven en iedereen heeft recht op evenveel.
Wie Ayn Rands ‘Atlas shrugged’ heeft gelezen herinnert zich misschien de theatrale uitspraak nog wel: "production is not a private choice it’s a public duty", of anders deze: "it’s for the good of the people. The people need it. Need comes first so we don’t have to consider anything else". Deze ideeën komen voor rekening van de maatschappelijk geëngageerde elite uit het boek, politici en intellectuelen die korte metten willen maken met de onrechtvaardige verdeling van ‘wat de aarde ons geeft’ en die - en passant - het land economisch om zeep helpen.
Ik vermoed dat de Koningin deze lofzang op de vrije markt niet in de boekenkast heeft staan want anders had ze zeker gezien dat veel van haar uitspraken lijken te zijn opgetekend uit de monden van de ‘looters’, de plunderaars, zoals de gelijkheidsdenkers in dit boek consequent genoemd worden. "Armoede en ongelijkheid tasten de leefbaarheid aan en bedreigen maatschappelijke saamhorigheid". "Geldzucht en zich verrijken vervormen het doel van de economie". Het zijn koninklijke statements die door ‘the Unification Board’ met luid applaus zouden zijn ontvangen.
Vanuit onze Joods-christelijke en humanistische tradities hebben wij geleerd te denken aan de ander; een armenpenning is voor ons nooit een religieuze plicht geweest maar een morele, en aan die morele plicht hebben wij de afgelopen decennia – getuige de omvang van ons zorgstelsel en de hulpindustrie – in ruime mate voldaan. Maar met de institutionalisering van beide is tegelijk een oneigenlijke premisse het maatschappelijk debat binnengeslopen namelijk, dat welvaart een universeel mensenrecht zou zijn. Dat is ze in geen geval.
Niemand heeft récht op welvaart. En zeker niet als die door anderen bekostigd moet worden. Een ieder heeft het recht zich ‘in pursuit of happiness’ welvaart te verwerven en niemand mag hierbij op grond van huidskleur, afkomst of geaardheid gehinderd worden, maar dat is iets wezenlijk anders dan "allen moeten kunnen meedelen in welvaart" zoals Hare Majesteit beweert. Gedeelde welvaart is een morele gift van de gever en geen moreel recht van de ontvanger, ongeacht de wet.
Om niets komt niets, zelfs niet uit de aarde. Ook dat leert Jezus ons. Want als de parabel met de talenten één ding duidelijk maakt is het wel dat Jezus zijn discipelen niet onderrichtte in het achterover zitten en wachten tot het geld je wordt aangereikt. Helaas is dit deel van Jezus’ ethiek ernstig op de achtergrond geraakt.
Door toenemende welvaart en een dito groei van het zorgstelsel is onze samenleving veranderd van een plichtenmaatschappij in een rechtengemeenschap die dag in dag uit appelleert aan de naastenliefde van de ander onder het mom "you can’t let misery spread through the country so long as there are people who aren’t broke".
Déze vorm van naastenliefde leidt onherroepelijk tot de vernietiging van de Westerse samenleving. Het sterk duale karakter van de Westerse ethiek dat gekenmerkt wordt door eigenbelang (productie en bezit) versus barmhartigheid dreigt door de niet aflatende verkettering van de eerste zuil in elkaar te storten. En dan, inderdaad, is de ‘welvaart’ eindelijk gelijk verdeeld. De vraag is alleen hoe moeder aarde die zeven miljard hongerige monden moet voeden als er geen ‘zelfzuchtige’ ondernemers meer zijn.
Sunday, December 4, 2011
Neurobonds en zeurobonds
Wat precies de oplossingsrichting voor de financiële crisis in Europa wordt horen we later deze week, maar een aantal ingrediënten zullen zeker tot de receptuur behoren. Een receptuur die naast bekende bestanddelen als noodfonds, rol ECB en IMF en het aanscherpen van de begrotingsdiscipline zeer waarschijnlijk ook een nieuwe toevoeging zal bevatten: de eurobonds. Over de wenselijkheid van een EU-obligaties zijn de meningen sterk verdeeld. In de discussies die de afgelopen maanden zijn gevoerd vinden we veel van de argumenten terug die we ook tegenkwamen aan de vooravond van de introductie van de euro.
En dat is niet vreemd omdat het in beide gevallen gaat om de introductie van een nieuw instrument dat direct ingrijpt op de wijze waarop ‘de markten’ werken. De komst van de euro ontnam de financiële wereld de mogelijkheid slecht functionerende economieën te straffen door de nationale munt in de uitverkoop te doen. Hierdoor bleef de hoogte van de obligatierente als enig meetinstrument over. Met de komst van de eurobond zou nu ook dit laatste instrument overboord gaan.
Eurobonds worden veelvuldig genoemd als oplossing voor de huidige crisis die feitelijk een rentecrisis is. Immers, door alle economieën binnen de EU op te tellen en te delen door het aantal lidstaten kun je tot een gemeenschappelijk rentepercentage komen. Dit percentage ligt lager dan wat de zuidelijke landen momenteel betalen maar hoger dan wat de noordelijke landen aan rente kwijt zijn. ‘Stabiliteit door solidariteit’ luidt de boodschap.
Voor Nederland betekent dit een jaarlijkse verhoging in rentelasten van 4 to 8 miljard. Voor Duitsland zal de verhoging een veelvoud bedragen. Het is dan ook begrijpelijk dat er in deze landen veel weerstand bestaat tegen de introductie van eurobonds. Om hieraan tegemoet te komen stelt ‘de EU’ voor om de begrotingsregels aan te scherpen, met heuse boeteclausules. Hierdoor, zo stelt men, zal de hogere rente slechts een overgangsverschijnsel zijn want met het nieuwe stabiliteitspact zullen de concurrentieverschillen op termijn verdwijnen en zal de rente op eurobonds een reële afspiegeling vormen van de Europese economie als geheel.
Dat klinkt alleszins redelijk en plausibel. Maar dat klonk de pro-euro argumentatie in de jaren negentig ook en de argumenten waren identiek. Uiteindelijk hebben de pessimisten gelijk gekregen en putten de optimisten van destijds zich nu uit in mea culpa’s aan het adres van de verliezers van toen. Maar, zo voegen ze eraan toe, we hebben hiervan geleerd en dit gaat niet weer gebeuren. De vraag is alleen hoe.
Want waarom zouden landen die zich, met het gevaar van een onbetaalbare rente voor ogen, niets hebben aangetrokken van het vorige stabiliteitspact zich wel houden aan de nieuwe regels? Eurobonds nemen dit drukmiddel immers weg. Voorstanders van de eurobond zien dit bezwaar ook en stellen daarom voor dat landen die, zoals Griekenland nu, in begrotingsproblemen komen een financiële afstraffing binnen EU-verband krijgen. Een politieke straf dus, en geen marktstraf. Het moge duidelijk zijn dat dit niet gaat werken.
Politici die jaar in jaar uit bezig zijn de Europese eenwording te bewerkstelligen, zullen elkaar geen marktconforme straffen opleggen. Griekenland zou nooit een boete van 100 miljard hebben gekregen, zelfs niet bij benadering. De onnodig hoge eurobondrente die zo’n ondermaatse straf tot gevolg zou hebben moet vervolgens door alle lidstaten worden opgebracht. En daarmee vertoont de eurobond dezelfde makke als de euro.
De enige mogelijkheid om dit gevaar weg te nemen is door een naamloze arbiter aan te wijzen, te weten de markten. Alleen op deze manier kunnen we over niet-politieke uitspraken beschikken waar het de economische staat van de aangesloten landen betreft. Dit mechanisme kan op verschillende manieren in de eurobonds worden ingebouwd.
In z’n meest eenvoudige vorm worden eurobondsgesplitst in neurobonds en zeurobonds. Wie de begroting op orde heeft participeert in de uitgifte van neurobonds, en wie dat niet heeft is aangewezen op de zeurobonds. Dit levert de meest strikte scheiding op. Het voordeel voor de zuidelijke landen zit hem in de massa. Een gemeenschappelijke uitgifte is minder gevoelig voor marktspeculaties dan de huidige individuele uitgiften, zeker als Frankrijk participeert.
Een andere manier zou zijn om eurobonds uit te geven in tranches met verschillende rating en percentages. De tranche met de hoogste rating wordt gegarandeerd door de sterke lidstaten, de lagere tranches door de EU als geheel of op basis van vrijwillige participatie door de sterkere landen. Bij deze aanpak is het mitigerende effect sterker dan bij de eerste maar bestaat er voor de noordelijke lidstaten nog steeds de mogelijkheid politieke druk uit te oefenen door al dan niet te mee te doen.
Beide mechanismen kunnen desgewenst (en zeker in het begin) uitgebreid worden met garantstellingen door noodfonds of IMF. In beide gevallen echter wordt de politieke ernst achter het stabiliteitspact getoetst aan de markt en wordt een uitlaatklep geboden die ruimte laat voor de verschillende snelheden en culturen binnen de EMU; verschillen die de komende tien jaar zeker zullen blijven. Met het plompverloren uitgeven van allen-voor-één eurobonds is dat niet het geval en drukt politiek wensdenken uiteindelijk een te zwaar stempel op de reële economie.
Saturday, November 12, 2011
Uit de Euro stappen?
De PVV wil onderzoeken of herintroductie van de gulden voor Nederland voordeliger is dan doorgaan met de euro. De vele miljarden die de afgelopen jaren van Noord naar Zuid zijn gepompt in een poging de eurozone te stabiliseren zijn volgens velen weggegooid geld. Rutte juicht zo'n onderzoek toe want het zal aantonen dat terugkeer naar de gulden zo niet onmogelijk dan toch onbetaalbaar is.
Nu is het bij onderzoeken als deze altijd zeer de vraag wat ze waard zijn. Immers, onderzoeken uit de jaren negentig wezen uit dat de euro een levensvatbare munt was die alleen maar voordeel zou brengen. Inmiddels weten we beter, maar we weten ook waarom. En in dat waarom ligt het antwoord op de vraag of herintroductie van de gulden een zinvol idee is.
Sceptici hebben gedurende het gehele voorbereidingstraject gewezen op de macro-economische gevaren van het afschaffen van de nationale muntstelsels. Hun grootste bezwaar gold het verdwijnen van de mogelijkheid nationale economieën te waarderen middels de koers van hun munt. Deed Italië het in de ogen van investeerders slecht, dan stapte men massaal uit de lire die vervolgens devalueerde. Omdat Italië zo – ten opzichte van Nederland – goedkoper kon produceren, trok de vraag weer aan en daarmee de economie. Een mooi en simpel mechanisme.
Nee, zeiden de europrotagonisten, dat is niet mooi. Veel mooier is het als nationale regeringen bij economische stagnatie structurele hervormingen zouden doorvoeren. Want muntdevaluatie is symptoombestrijding en zorgt niet voor duurzaam herstel van de concurrentiepositie. Als een land niet in haar economische positie investeert zal het uiteindelijk gedwongen worden om duurder te lenen, dus zal men zich wel twee keer bedenken.
Inmiddels is duidelijk geworden dat de zuidelijke eurolanden de afgelopen tien jaar weinig hebben gedaan om hun concurrentiepositie te verbeteren waardoor de rente die ze op hun leningen moeten betalen tot onbetaalbare hoogte is gestegen. En laat dit nu precies het scenario zijn waarvoor de eurochagrijnen ons vijftien jaar geleden probeerden te waarschuwen. Exact dit scenario was de aanleiding een aantal stabiliteitsclausules in te bouwen. Clausules die in het kort neerkomen op a) we gaan elkaar onderling geen geld toestoppen en b) ook de Europese Centrale Bank doet dat niet, op geen enkele manier.
De noodscenario’s die nu voorliggen om de eurozone te redden treden de geest van het verdrag met voeten. Het noodfonds, de garantstellingen en het opkopen van obligaties door de ECB zijn stuk voor stuk maatregelen die we met het stabiliteitspact wilden voorkomen. Zie daar de waarde van onderzoeken en verdragen. Maar wat betekent dat nu voor het idee de gulden opnieuw in te voeren?
Laat ik één ding voorop stellen: moreel gesproken hebben we er recht op omdat verdragen niet zijn nageleefd en we nu, tegen alle afspraken in zwaar aan de bak moeten om juist dát te financieren waar we geen zin in hadden. Bovendien – zo liet ik eerder al zien – heeft de eurozone an sich ons geen enkel economisch voordeel gebracht. De Europese interne markt zoals die al sinds de zestiger jaren floreert is voor Nederland belangrijk, niet de munteenheid. Eurozone en interne markt zijn dan ook geen synoniemen; de interne markt gaat over economie, de eurozone over politiek.
De euro inwisselen voor de gulden betekent daarom niet dat plots onze handelsmogelijkheden wegvallen. De interne markt blijft gewoon bestaan. Het gevaar voor onze handel schuilt elders, en wel in de reden van introductie zelf: de zwakke euro.
De euro zit vol lucht. De economische waarde die ze vertegenwoordigt bestaat maar ten dele. En dat weten ook 'de markten'. Zij zijn constant op zoek naar een veilige haven voor hun liquide middelen in de vorm van een munt die wél solide is. Naar solide munten is veel vraag en waar de vraag groot is stijgt de prijs. Om die reden zijn Amerika, Groot-Britannië en Japan al enige tijd bezig de dollar, het pond en de yen minder solide te maken. Aangeduid met het prachtige eufemisme 'quantative easing' is een programma gestart om lucht in de respectievelijke munten te pompen door geld bij te drukken. Opdat ze net zo snel hun waarde verliezen als de euro. Want een dure dollar en yen zijn funest voor de toch al kwakkelende economieën van Amerika en Japan.
De gulden en de Nederlandse economie zouden eenzelfde lot beschoren zijn en waarschijnlijk nog heviger ook. Ten eerste zullen er minder guldens te koop zijn waardoor de prijs volatieler is, ten tweede hebben wij in Nederland geen traditie hebben van geld bijdrukken om de pijn te verlichten. De stabiliteit die we aan de gulden dachten te kunnen ontlenen wordt zo teniet gedaan door het onvoorspelbare karakter van onze handelspositie. Wrang genoeg komt die stabiliteit pas terug op het moment dat de euro zich heeft hersteld of wanneer we - net als de Zwitsers hun frank - de gulden koppelen aan een zwakke munt. Maar daarmee streef je je doel voorbij.
Ik neem aan dat het onderzoek naar de herintroductie eenzelfde beeld zal opleveren. Maar ik hoop ook dat het een stap verder gaat en onderzoekt en uitrekent waar het kantelpunt ligt. Want dat is er zeker. Herintroductie van de gulden wordt, ondanks de inherente handelsinstabiliteit, een optie wanneer de oplossing van het europrobleem de voorwaarden uit het stabiliteitspact niet overneemt en/of verzuimt de lucht uit de euro te laten. Dit laatste kan alleen door de verliezen te nemen waar ze horen. In het land zelf en bij de investeerders. De banken dus. Dat is vervelend maar het is niet anders want geld zonder bestaansrecht mag niet bestaan. Het is aan de lokale centrale banken en de ECB er zorg voor te dragen dat het betalingsverkeer doorgang blijft vinden en dat particuliere spaarders hun geld en pensioen niet verliezen.
Nadat de rust vervolgens is weergekeerd zijn de regels voor het nieuwe stabiliteitspact simpel:
- obligatierente wordt door de markt bepaald en niet door 'Europa'
- de ECB bewaakt een beperkt noodfonds als buffer tegen marktspeculaties [1]
- een land dat langer dan een jaar uit dit fonds moet lenen vliegt uit de euro [1]
Wanneer de Europese gedachten in deze richting gaan is herinvoering van de gulden niet wenselijk, het is dan beter de rit uit de zitten. Wanneer de aangedragen oplossing daarentegen bol staat van financiële solidariteitsgedachten en maakbaarheidswaan, dan is het beter Artikel 49A uit het Verdrag van Lissabon te activeren en uit de Unie te stappen.
------
[1] Het voorstel ter oprichting van de ESM (Europees Stabiliteits Mechanisme) zoals dat rond Kerst door de lidstaten geratificeerd moet worden, doet dit niet. Dit voorstel gaat uit van verplichte solidariteit van de lidstaten waarbij de uitvoering onder exclusieve regie van Brussel plaatsvindt.
Niet alleen is dit de zoveelste stap die moet leiden tot afschaffing van de souvereiniteit der lidstaten, ook gaat het voorstel in tegen de aard van vrije marktwerking. Dit voorstel gaat uit van 'het gelijk van Europa' dat beschermd moet worden tegen de profane markten.
"Het doel van het ESM is het vrijmaken van middelen en het verstrekken van financiële bijstand, onder stringente voorwaarden voor het economische beleid, ten gunste van ESM-leden die te maken hebben met of worden bedreigd door ernstige financieringsproblemen, indien zulks onontbeerlijk is om de financiële stabiliteit van de eurozone in haar geheel te waarborgen."
Friday, November 11, 2011
Overdrijvende Gedachten 1/n
Lord, I ascribe it to thy grace
and not to chance like others do
that I was born of Christian race
and not a Heathen or a Jew
(Isaac Watts, 1715)
Religieuze rassentheorieën als deze werpen de vraag op wat de algoede God ertoe brengt een nog onbevlekte ziel in het verkeerde geloof geboren te laten worden. Gegeven de redelijkheid van het godsgericht is de conclusie ‘reïncarnatiestraf’ onontkoombaar en derhalve Hindoeïsme het ware geloof.
Tuesday, November 1, 2011
Mauro slachtoffer gelijkheidsdenken
Het is opmerkelijk hoe snel gelijkheidsdenkers die niets willen weten van selectie aan de grens, als een blad aan de boom omdraaien wanneer het repatriëring betreft. Dan ineens heeft iedereen een gezicht en benoembare kwaliteiten en wordt de Minister zelfs opgeroepen voor deze persoon de wet maar aan de kant te zetten.
Mauro Manuel is niet de eerste die in een kafkaëske remigratieklucht figureert en hij zal ook zeker niet de laatste zijn. Zolang we bij de regelgeving geen discriminatoire clausules durven inbouwen als 'bij aantoonbare of gebleken geschiktheid', blijven we tegen het probleem aanlopen dat discriminatie achteraf - zoals in het geval van Mauro - door diezelfde regels wordt uitgesloten.
Ik begrijp de opwinding die rondom deze achttienjarige is ontstaan heel goed. En ook ik vind het plan om deze ex-AMA terug te sturen een slecht plan. Net zo als ik het een slecht plan vond om Taida Pasic terug te sturen en om verwesterde Afghaanse meisjes terug te sturen. Maar ik vind het een slecht plan vanuit een geheel andere motivatie dan de linkse en christelijke gelijkheidsdenkers die deze affaire aangrijpen om hun eigen morele verhevenheid te etaleren en te schreeuwen over verrechtsing en verwildering.
De eerste ama-regeling dateert uit 1992 en kwam uit de koker van het derde Kabinet-Lubbers (CDA, PvdA). Vanaf dag één gaf deze regeling aanleiding tot misbruik en controversen. Het goedbedoelde en intens humane 'je stuurt toch geen kinderen terug' bleek een vrijbrief voor mensenshandelaren om voor veel geld kinderen naar Nederland te smokkelen (en voor kansloze meerderjarigen om zich voor te doen als minderjarige). De toestroom van 'minderjarigen' eind jaren negentig maakte een explosieve groei door, zozeer zelfs dat rond de eeuwwisseling 15% van alle asielzoekers een alleenstaande minderjarige bleek te zijn.
Je zou dan ook moeten concluderen dat deze regeling, die de wereld het sociale gezicht van Nederland moest tonen, ertoe leidde dat duizenden ouders werden aangezet tot het verstoten van hun kinderen. Hoe sociaal wenselijk is dat? De ama-regeling is daarmee het zoveelste voorbeeld van doorgeschoten socialisme. De zoveelste illustratie hoe het Wallage-adagium 'wie zijn wij aanspraak kunnen maken op dit stukje aarde' ontaardt in jammer en misère en het wijzen naar de verkeerde.
De verzorgingsstaat zoals die in Europa bestaat kan niet zonder selectie aan de grens en voorwaarden vooraf omdat, eenmaal binnen, niemand meer een bijdrageverplichting heeft. Dit in tegenstelling tot landen als Amerika, Canada en Australië waar de sociale voorzieningen zo minimaal zijn dat, om te overleven, de immigrant genoodzaakt is een netto bijdrage te leveren. Vandaar ook de strenge toelatingseisen. Wie zich in Canada wil vestigen heeft naast taal- en financiële eisen te maken met de zogenaamde 'skilled workers list'. Want alleen als je C.V. voldoende ervaring en opleiding laat zien in een beroepsgroep die door de Canadese Regering is aangemerkt als wenselijk, verdien je voldoende punten voor je visumaanvraag.
Dit ballotagesysteem voorkomt dat goed-opgeleide en geïntegreerde individuen als Mauro na tien jaar alsnog uitgezet moeten worden omdat het beleid niet gericht is op individuele merites maar op anonieme groepen. Genoemde immigratielanden bewijzen al sinds jaar en dag dat het argument 'we kunnen niet iedere immigrant persoonlijk beoordelen' een kul-argument is. Vanaf de Gouden Eeuw tot aan de jaren zeventig hebben we het hier nota bene net zo gedaan.
Wie kiest voor een immigratie- en asielbeleid zonder aanzien des persoons, moet ook in tweede instantie niet op personen willen zien. Het verongelijkte gehuil dat dezer dagen uit congressen en vergaderzaaltjes opklinkt is hypocriet omdat de situatie rond Mauro het directe gevolg is van de depersonificatie van onze migratiewetten zoals die in de jaren zeventig tot negentig door deze zelfde congresgangers werd ingevoerd. Deze wetten deugen niet. En het feit dat de rest van Europa ze inmiddels heeft omarmd maakt ze er niet beter op.
De campagne rond Mauro maakt duidelijk dat mensen niet gelijk zijn. Mauro's pleegouders hebben van hem een Nederlander gemaakt op een manier zoals geen enkele inburgeringscursus dat zou kunnen. Mauro's school heeft hem tot het voorportaal van de IT-wereld gebracht. Mauro heeft meer toegevoegde waarde dan de anonieme importbruid die straks zijn plek inneemt. Maar dat mag ik natuurlijk niet zeggen, van de congresgangers. Want alle mensen zijn gelijk.
Mauro Manuel is niet de eerste die in een kafkaëske remigratieklucht figureert en hij zal ook zeker niet de laatste zijn. Zolang we bij de regelgeving geen discriminatoire clausules durven inbouwen als 'bij aantoonbare of gebleken geschiktheid', blijven we tegen het probleem aanlopen dat discriminatie achteraf - zoals in het geval van Mauro - door diezelfde regels wordt uitgesloten.
Ik begrijp de opwinding die rondom deze achttienjarige is ontstaan heel goed. En ook ik vind het plan om deze ex-AMA terug te sturen een slecht plan. Net zo als ik het een slecht plan vond om Taida Pasic terug te sturen en om verwesterde Afghaanse meisjes terug te sturen. Maar ik vind het een slecht plan vanuit een geheel andere motivatie dan de linkse en christelijke gelijkheidsdenkers die deze affaire aangrijpen om hun eigen morele verhevenheid te etaleren en te schreeuwen over verrechtsing en verwildering.
De eerste ama-regeling dateert uit 1992 en kwam uit de koker van het derde Kabinet-Lubbers (CDA, PvdA). Vanaf dag één gaf deze regeling aanleiding tot misbruik en controversen. Het goedbedoelde en intens humane 'je stuurt toch geen kinderen terug' bleek een vrijbrief voor mensenshandelaren om voor veel geld kinderen naar Nederland te smokkelen (en voor kansloze meerderjarigen om zich voor te doen als minderjarige). De toestroom van 'minderjarigen' eind jaren negentig maakte een explosieve groei door, zozeer zelfs dat rond de eeuwwisseling 15% van alle asielzoekers een alleenstaande minderjarige bleek te zijn.
Je zou dan ook moeten concluderen dat deze regeling, die de wereld het sociale gezicht van Nederland moest tonen, ertoe leidde dat duizenden ouders werden aangezet tot het verstoten van hun kinderen. Hoe sociaal wenselijk is dat? De ama-regeling is daarmee het zoveelste voorbeeld van doorgeschoten socialisme. De zoveelste illustratie hoe het Wallage-adagium 'wie zijn wij aanspraak kunnen maken op dit stukje aarde' ontaardt in jammer en misère en het wijzen naar de verkeerde.
De verzorgingsstaat zoals die in Europa bestaat kan niet zonder selectie aan de grens en voorwaarden vooraf omdat, eenmaal binnen, niemand meer een bijdrageverplichting heeft. Dit in tegenstelling tot landen als Amerika, Canada en Australië waar de sociale voorzieningen zo minimaal zijn dat, om te overleven, de immigrant genoodzaakt is een netto bijdrage te leveren. Vandaar ook de strenge toelatingseisen. Wie zich in Canada wil vestigen heeft naast taal- en financiële eisen te maken met de zogenaamde 'skilled workers list'. Want alleen als je C.V. voldoende ervaring en opleiding laat zien in een beroepsgroep die door de Canadese Regering is aangemerkt als wenselijk, verdien je voldoende punten voor je visumaanvraag.
Dit ballotagesysteem voorkomt dat goed-opgeleide en geïntegreerde individuen als Mauro na tien jaar alsnog uitgezet moeten worden omdat het beleid niet gericht is op individuele merites maar op anonieme groepen. Genoemde immigratielanden bewijzen al sinds jaar en dag dat het argument 'we kunnen niet iedere immigrant persoonlijk beoordelen' een kul-argument is. Vanaf de Gouden Eeuw tot aan de jaren zeventig hebben we het hier nota bene net zo gedaan.
Wie kiest voor een immigratie- en asielbeleid zonder aanzien des persoons, moet ook in tweede instantie niet op personen willen zien. Het verongelijkte gehuil dat dezer dagen uit congressen en vergaderzaaltjes opklinkt is hypocriet omdat de situatie rond Mauro het directe gevolg is van de depersonificatie van onze migratiewetten zoals die in de jaren zeventig tot negentig door deze zelfde congresgangers werd ingevoerd. Deze wetten deugen niet. En het feit dat de rest van Europa ze inmiddels heeft omarmd maakt ze er niet beter op.
De campagne rond Mauro maakt duidelijk dat mensen niet gelijk zijn. Mauro's pleegouders hebben van hem een Nederlander gemaakt op een manier zoals geen enkele inburgeringscursus dat zou kunnen. Mauro's school heeft hem tot het voorportaal van de IT-wereld gebracht. Mauro heeft meer toegevoegde waarde dan de anonieme importbruid die straks zijn plek inneemt. Maar dat mag ik natuurlijk niet zeggen, van de congresgangers. Want alle mensen zijn gelijk.
Sunday, October 2, 2011
Het twee-statenbedrog
Europa is weer eens boos, op Nederland. Want Uri Rosenthal - known for his pro-Israeli policies, himself Jewish and married to an Israeli woman (Spiegel Online) – heeft het gewaagd commentaar te leveren op het EU-standpunt inzake de twee-statenoplossing.
En dat terwijl de verklaring ditmaal toch zo ontzettend evenwichtig is. Niet alleen de Israëlische blokkade van de Gaza-strook wordt (opnieuw) veroordeeld, ook de terroristische aanslagen op Israël (Hamas et al.) en de niet aflatende stroom van executies door diezelfde beweging op de eigen bevolking in Gaza staan in dit concept bloot aan kritiek. Ergo, wie hierin de harmonie en redelijkheid niet herkent houdt er een tweede agenda op na en de wereldvrede tegen.
Wat de dames en heren redelijke politici helaas niet inzien is dat deze verklaring geen redelijke afweging is, maar dat ze tot vervelens toe één zijde van de vergelijking herhaalt:
- Hamas vermoordt haar politieke tegenstanders omdat ze een terroristische beweging is.
- Hamas pleegt aanslagen in Israël omdat ze een terroristische beweging is.
- Israël blokkeert de Gaza-strook omdat Hamas een terroristische beweging is.
Causaliteit en politiek gaan helaas zelden samen, zeker wanneer het Israël betreft. Dat de blokkade is ingesteld ‘in reactie op’, en daarmee geen eigen oorzaak is, is genoegzaam bekend, ook in Europa. Maar als politicus kun je daar weinig mee. Wanneer je je als pater politias ten doel stelt het Palestijns-Israëlisch conflict op te lossen, een conflict dat zoals iedere politicus weet, ten grondslag ligt aan alle problemen in het Midden-Oosten, in Europa, in Pakistan, Afghanistan, Iran en Irak dan moet je met een redelijke propositie komen. Dan moet ook Israël schuld hebben. Schuld aan terreur, schuld aan de statenloosheid van palestijnse Arabieren, schuld aan de misstanden in de Arabische wereld.
En dan kom je met chronologie niet ver. Dan wil je niet van ’48 naar ’67 naar ’73 en via ‘München’ de terrorist highway naar 2011 volgen. Dan wil je je eigen route plotten en naar eigen inzicht langs historische mijlpalen laveren. Want anders is er namelijk geen touw vast te knopen aan je ‘afgewogen standpunten’.
Nu wil ik graag geloven dat de gemiddelde palestijn een normaal leven wil. Maar ik geloof niet dat de door hem gekozen afgevaardigden dat ook willen; noch die van Hamas, noch die van de Palestijnse Autoriteit. En al helemaal de machthebbers in de omliggende Arabische staten niet wier haat en afgunst jegens het succes van de Joodse Staat maat noch rede kent. Zij zoeken geen vrede of welvaart, zij zoeken geen oplossing voor de sores van de doelbewust ontheemden. Zij zijn slechts op zoek naar eigen gewin, naar de gunst van Allah en de vernietiging van Israël. Wat dat betreft hebben ze net zoveel binding met hun achterban als Europese politici die zich bij de vorming van hun Europese Unie niet laten afstoppen door protesten van het thuisfront.
Vanuit eenzelfde monomaan autisme blijft ‘het Westen’ geloven in de twee-statenoplossing. Een oplossing die geen oplossing is maar een leugen. Eentje die de palestijnse vertegenwoordigers zelfs niet proberen te verbloemen. Zo is Hamas verklaard tegenstander van een tweestatenoplossing omdat Israël krachtens haar statuten geen bestaansrecht heeft. Zij wordt hierin juichend bijgestaan door de geldschieters in Iran. Ook Fatah laat weten dat dit slechts een tussenstap is op weg naar een Groot-Palestina. En om de laatste twijfel weg te nemen geeft de ambassadeur voor Palestina in Libanon aan dat er zelfs in deze tussenfase voor ‘palestijnse vluchtelingen’ geen paspoort klaar ligt; want palestijnen in Palestina huisvesten, dat zou de Endlösing maar vertragen.
Leugens, leugens, leugens. Het enige meetbare effect van een twee-statenoplossing bestaat erin dat de Israëlische zeeblokkade moet worden opgeheven en dat vanaf dan de grootte van de raketten niet langer gelimiteerd wordt door de diameter van de smokkeltunnels. Maar wee degene die er wat van zegt, zoals Rosenthal.
Twee-staten, das war einmal. Om precies te zijn in 1947, toen Israël in al haar welwillendheid en vertrouwen in een gezamelijke toekomst akkoord ging. Als dank werd ze overvallen door haar buurlanden. Sindsdien is er veel veranderd, Israël is haar vrienden kwijtgeraakt en haar vijanden hebben zich vermenigvuldigd door leugens en bedrog. Daarom, driewerf hoera voor Uri: Ura! Ura! Ura!
Update: door Pat Condell in het Engels vertaald, soort van ;-)
Monday, September 5, 2011
Nederland en de eurozone
Effecten Europese Interne Markt op export (bron: CPB)
Gerrit Zalm verklaarde zondag in Buitenhof: “Nederland is zo afhankelijk van export in Europa, dat het land in elkaar ploft zonder eurozone”. Op zich een terechte constatering. Maar het was wel zo eerlijk geweest als hij daarbij ook had vermeld dat de eurozone staat voor het begrip ‘Interne Markt’, dat die markt al sinds 1957 bestaat en de komst van de Euro op de omvang van die markt geen invloed van betekenis heeft gehad.
Bovenstaande grafiek is afkomstig uit het rapport ‘The Internal Market and the Dutch Economy‘ (CPB 2008) en is even eenvoudig als veelzeggend. We zien dat Europa een groeiend beslag legt op de Nederlandse productiecapaciteit en, in aanmerking genomen dat de export naar elders niet is afgenomen, duidt dat op economische groei dankzij ‘Europa’. Dit is conform de beweringen van Zalm, de Jager en vele anderen.
Maar bekijken we de grafiek wat aandachtiger dan vallen twee dingen op. Ten eerste de export [1] naar Europese niet-EU landen, deze houdt gelijke tred met de export naar de wél aangesloten landen. En dat is opmerkelijk als we bedenken dat juist de economische effecten keer op keer hét argument vormen in discussies rondom nieuwe regulerings- en harmonisatie-afspraken. Kennelijk is voor de handel een stabiele markt belangrijker dan een gereguleerde markt.
Ten tweede valt op dat de installatie van de EMU (’92) en de daarop volgende introductie van de Euro (1998 giraal, 2002 chartaal), geen noemenswaardige sprong laten zien in productiegerelateerde handel met EU-lidstaten (de handel met niet-EU landen vertoont immers dezelfde sprongen). Met andere woorden: de introductie van de Euro en de daaraan gekoppelde ‘politieke unie’, hebben op economisch vlak geen effect gesorteerd. Argumenten als die van Zalm, waarin een verband wordt gesuggereerd tussen de Euro en het succes van de Europese Interne Markt zijn dan ook bedrieglijk.
Wat rest van het hele euro-avontuur zijn de politieke implicaties: geen economische unie maar een solidariteitspact, geen economisch voordeel maar nivellering, geen souvereine Grondwet maar een lokale verordening. De huidige EU is het zoveelste sociale experiment. En net als alle voorgaande sociale experimenten is ze gedoemd te mislukken omdat ze meent dat economie en samenleving maakbare grootheden zijn.
-------
[1] Export in de vorm van onbewerkte doorvoer, is niet in deze grafiek opgenomen
Monday, June 13, 2011
Democratie geen panacee
Met enige regelmaat verklaren wijze lieden dat de Westerse democratie weliswaar geen perfect systeem is, maar dat er op dit moment niets beters voorhanden is. Desgevraagd wordt het dan ook van harte aanbevolen bij landen die na een omwenteling van enige aard in de markt zijn voor wat nieuws. Wat men vervolgens, overlopend van enthousiasme en welgemeende hartelijkheid verzuimt te melden, is dat er vele randvoorwaarden verbonden zijn aan dit model.
De belangrijkste van die randvoorwaarden komt erop neer dat een land dat ‘de democratie’ wil invoeren, reeds een democratische constitutie moet bezitten. Er moet, ter verduidelijking, een historie bestaan van delegatie en vertrouwen alsook een diep besef te leven in een natiestaat en niet slechts in stam- of clanverband. Daarnaast moet de gekozen wetgevende macht als enige en hoogste wetgevende macht erkend kunnen worden. Een democratie waar de wetgevende macht wordt ingeperkt door een ‘Raad van Hoeders’ of anderszins divine toetsing behoeft, houdt op een democratie te zijn of is die nooit geweest.
De tegenwerping dat ook in Nederland godsdienstige inspiratie voor diverse politieke partijen een bron van wetgeving vormt en dat zulks niet strijdig hoeft te zijn met de beginselen van een parlementaire democratie snijdt geen hout. In een parlementaire democratie zoals die van Nederland kan, bij voldoende meerderheid, iedere denkbare wet tot stand komen of worden afgeschaft. Binnen een systeem waar elk democratisch besluit is voorzien van de voetnoot ‘mits in overeenstemming met de sharia’, is dat niet mogelijk.
Iran is daarom geen democratie en Egypte dreigt dezelfde weg te gaan. Ook in Irak en Afghanistan wil de democratie maar geen wortel schieten, dit ondanks de miljarden die er zijn ingepompt. In deze landen wordt het democratiseringsproces niet alleen door religieuze manifestaties gedwarsboomd maar spelen ook tribale belangen een kwalijke rol; stamoudsten die het eigenbelang laten prevaleren en in wier vocabulaire het woord landsbelang niet eens voorkomt. In Libië zal straks hetzelfde gebeuren. Voor deze landen geldt dat de religieuze, etnische en tribale scheidslijnen dieper zijn ingesleten dan de landsgrenzen en democratie, bij gebrek aan demos, een inhoudsloos begrip blijft.
Op de keper beschouwd is een parlementaire democratie van alle staatsvormen de meest zwakke. Democratisch succes vereist een natiestaat waarbinnen de kiezers een gemeenschappelijke nationale en/of culturele basis ervaren, waar wetten en machthebbers weggestemd kunnen worden en waar religieuze, etnische en culturele verschillen niet tot uitdrukking komen in grondwet of wetboek. Europa heeft er eeuwen over gedaan om op eigen kracht tot dit punt te geraken. Zo hadden de Nederlandse regenten pas in 1917 voldoende vertrouwen in ‘het volk’ om mannen van 24 jaar en ouder kiesrecht te verlenen.
De landen echter waar we het hier over hebben (mogelijk met uitzondering van Tunesië) voldoen niet aan bovengenoemde voorwaarden en de miljarden die president Obama beloofd heeft vrij te maken om het democratiseringsproces handen en voeten te geven, zullen net zo welbesteed blijken als de gelden voor Irak en Afghanistan.
De laatste keer – bij mijn weten – dat een land succesvol tot een parlementaire democratie werd omgevormd was in 1945 toen Japan die eer te beurt viel. De Amerikaanse bezetter was indertijd wel zo wijs eerst de randvoorwaarden te implementeren. Deze bestonden onder andere uit de afschaffing van het Shintoïsme als staatsgodsdienst (Hirohito was keizer en god).
"Shintoism, insofar as it is a religion of individual Japanese, is not to be interfered with. Shintoism, however, insofar as it is directed by the Japanese Government, and is enforced from above by the government, is to be done away with".
De Amerikanen realiseerden zich in die dagen dat democratie geen panacee is waarvan een doodzieke patiënt in een paar dagen tijds weer opkrabbelt. Democratie is niet iets wat je kunt uitroepen waarna als bij toverslag collectivisme plaatsmaakt voor individualisme en clanbelangen voor landsbelang. Democratie is de uitkomst van een democratiseringsproces en niet het begin. Dat is te zeggen, tenzij je bereid bent de randvoorwaarden te scheppen. Maar dat zijn we niet, en de landen in kwestie evenmin.
Sunday, May 15, 2011
Hoezo, de euro redden?
Inmiddels zijn de meeste mensen er wel van overtuigd dat kapitaalinjecties en garantstellingen voor landen als Portugal en Griekenland noodzakelijk zijn om de euro te kunnen behouden. Maar is dat ook zo? Vraagt de niet-Europese markt werkelijk van ons dat we als een dolle euro’s uit Noord-Europa naar Zuid-Europa pompen?
Want dat is het netto-effect van deze reddingsoperaties. Harde euro’s uit economisch geloofwaardige lidstaten als Nederland en Duitsland worden actief vermengd met de pret- en pretentiemunten uit de zwakkere landen. Gevoelsmatig resulteert dit in een euro die over de gehele linie weliswaar iets minder hard is, maar hard genoeg om een partijtje mee te blazen op de internationale markten.
Evenwel is het een gevoel dat nergens op slaat. En dat is niet zo vreemd want deze hele actie is niet gericht op het redden van de euro. Hoe zou dat ook kunnen? Wat maakt het voor de externe koper of investeerder uit waar in Europa een euro zich bevindt? Er werd in de tijd van de gulden toch ook geen onderscheid gemaakt tussen Rotterdamse en Amsterdamse guldens? De waarde van de euro wordt bepaald door de som van de onderliggende economieën en de verwachtingen daarover. En door niets anders. De erbarmelijke staat waarin sommige EU-economieën verkeren is al lang en breed verdisconteerd in de wisselkoers van de euro ten opzichte van andere valuta.
Waarom dan toch deze operatie? Heel eenvoudig, uit solidariteit. Griekenland heeft net als alle andere Europese landen schulden. Die schulden bestaan uit schuldpapier (obligaties) die door de overheid worden verkocht aan investeerders met de belofte ieder jaar een vaste rente uit te keren over het aangekochte bedrag. De rente die betaald moet worden wordt bepaald door ‘de markt’. Gelooft de markt dat een land de schulden gemakkelijk kan terugbetalen (laag risico), dan kan zo’n land tegen een lage rente lenen. Is dit risico echter hoog, dan wordt een hogere rente bedongen. In het geval van Griekenland is het marktvertrouwen inmiddels zo gering dat die rente oploopt tot wel 25%.
En dat kan geen enkel land betalen, zeker niet als de behoefte aan geld groot is zoals dat bij Griekenland het geval is. Zonder hulp zou Griekenland gedwongen worden draconische bezuinigingen door te voeren en tienduizenden ambtenaren moeten ontslaan. En dat kan natuurlijk niet, want Griekse ambtenaren genieten (de facto) ontslagbescherming. Wat dan wel? Het liefst zou de EU de markten verplichten Griekse junkbonds tegen ‘een redelijke’ prijs op te kopen, uit solidariteit. Maar die macht heeft men niet. Dus wendt de EU zich tot haar vermogende lidstaten.
Hen wordt gevraagd in plaats van Griekenland de leningen aan te gaan en het geld door te sluizen naar Griekenland. Nederland leent op de markt 5 miljard tegen (zeg) 4% rente en leent de opbrengst op haar beurt uit aan Griekenland. Griekenland betaalt zo dus maar 4% rente (+ opslag) in plaats van 25%. Hoera, we hebben de markten om de tuin geleid, Havelaar rides again!
Helaas is dat een bijzonder naïeve gedachte. Want de kapitaalmarkt is niet een instituut of onderneming waarmee je kunt onderhandelen. De kapitaalmarkt is een spiegel waarin je de eigen economie gereflecteerd ziet. Na de installatie van de Europese Monetaire Unie (EMU), was de obligatierente het enige economische correctiemiddel om afgedreven economieën weer aan boord te krijgen en dat correctiemiddel wordt nu, zonder veel omhaal van woorden, kortgesloten. En dat is vreemd. Want voor- en tegenstanders van een gemeenschappelijke munt hadden elkaar juist op dit punt gevonden.
Eeuwenlang vormden Europese wisselkoersen een ijkpunt voor de achterliggende economieën. Tussen sterke munten was de wisselkoers stabiel (1 DEM = 1,12 NLG) en de zwakke munten dartelden daaromheen. In het uiterste geval kon de munt van een zeer zwakke economie zelfs gedevalueerd worden om zo (kunstmatig) de geldvoorraad in overeenstemming te brengen met de waarde van activa en productiemiddelen. Maar, zo weten economen, dat is een oneigenlijke ingreep. De enige juiste manier, de enige manier waarop een duurzaam herstel mogelijk is, wordt gevonden in een herstructurering van de betreffende economie. Pas wanneer de concurrentiepositie van een land is hersteld zal de waarde van haar munt zich stabiliseren.
De concurrentiepositie van Griekenland ten opzichte van (bijvoorbeeld) Duitsland is erbarmelijk. Simpel gezegd is Duitsland in staat een willekeurig product P, tegen 25% lagere kosten te fabriceren. Met andere woorden: de Griekse economie behoeft dringend revisie.
De vraag is echter, zal dat ook gebeuren? Zal de Griekse regering, nu de ergste nood gelenigd is dankzij goedkoop Europees geld, de politieke druk uit Brussel zwaarder laten wegen dan de opstanden in eigen land die onder leiding van communisten en anarchisten steeds heftiger vormen zullen aannemen; deden we er verstandig aan de aannemer vooraf te betalen?
En de vraag is ook: wanneer precies hebben we in Europa afgesproken de keiharde economische en budgettaire indicatoren uit het stabiliteitspact in te ruilen voor ‘solidariteit’? Wanneer spraken we af om de financiële reguleringsmechanismen en ‘de voordelen van een gemeenschappelijke vrije markt’ te vervangen door “the duty of members is to share burdens” (Barroso) omdat we “een grote familie zijn” (Knapen)?
Want dat is het netto-effect van deze reddingsoperaties. Harde euro’s uit economisch geloofwaardige lidstaten als Nederland en Duitsland worden actief vermengd met de pret- en pretentiemunten uit de zwakkere landen. Gevoelsmatig resulteert dit in een euro die over de gehele linie weliswaar iets minder hard is, maar hard genoeg om een partijtje mee te blazen op de internationale markten.
Evenwel is het een gevoel dat nergens op slaat. En dat is niet zo vreemd want deze hele actie is niet gericht op het redden van de euro. Hoe zou dat ook kunnen? Wat maakt het voor de externe koper of investeerder uit waar in Europa een euro zich bevindt? Er werd in de tijd van de gulden toch ook geen onderscheid gemaakt tussen Rotterdamse en Amsterdamse guldens? De waarde van de euro wordt bepaald door de som van de onderliggende economieën en de verwachtingen daarover. En door niets anders. De erbarmelijke staat waarin sommige EU-economieën verkeren is al lang en breed verdisconteerd in de wisselkoers van de euro ten opzichte van andere valuta.
Waarom dan toch deze operatie? Heel eenvoudig, uit solidariteit. Griekenland heeft net als alle andere Europese landen schulden. Die schulden bestaan uit schuldpapier (obligaties) die door de overheid worden verkocht aan investeerders met de belofte ieder jaar een vaste rente uit te keren over het aangekochte bedrag. De rente die betaald moet worden wordt bepaald door ‘de markt’. Gelooft de markt dat een land de schulden gemakkelijk kan terugbetalen (laag risico), dan kan zo’n land tegen een lage rente lenen. Is dit risico echter hoog, dan wordt een hogere rente bedongen. In het geval van Griekenland is het marktvertrouwen inmiddels zo gering dat die rente oploopt tot wel 25%.
En dat kan geen enkel land betalen, zeker niet als de behoefte aan geld groot is zoals dat bij Griekenland het geval is. Zonder hulp zou Griekenland gedwongen worden draconische bezuinigingen door te voeren en tienduizenden ambtenaren moeten ontslaan. En dat kan natuurlijk niet, want Griekse ambtenaren genieten (de facto) ontslagbescherming. Wat dan wel? Het liefst zou de EU de markten verplichten Griekse junkbonds tegen ‘een redelijke’ prijs op te kopen, uit solidariteit. Maar die macht heeft men niet. Dus wendt de EU zich tot haar vermogende lidstaten.
Hen wordt gevraagd in plaats van Griekenland de leningen aan te gaan en het geld door te sluizen naar Griekenland. Nederland leent op de markt 5 miljard tegen (zeg) 4% rente en leent de opbrengst op haar beurt uit aan Griekenland. Griekenland betaalt zo dus maar 4% rente (+ opslag) in plaats van 25%. Hoera, we hebben de markten om de tuin geleid, Havelaar rides again!
Helaas is dat een bijzonder naïeve gedachte. Want de kapitaalmarkt is niet een instituut of onderneming waarmee je kunt onderhandelen. De kapitaalmarkt is een spiegel waarin je de eigen economie gereflecteerd ziet. Na de installatie van de Europese Monetaire Unie (EMU), was de obligatierente het enige economische correctiemiddel om afgedreven economieën weer aan boord te krijgen en dat correctiemiddel wordt nu, zonder veel omhaal van woorden, kortgesloten. En dat is vreemd. Want voor- en tegenstanders van een gemeenschappelijke munt hadden elkaar juist op dit punt gevonden.
Eeuwenlang vormden Europese wisselkoersen een ijkpunt voor de achterliggende economieën. Tussen sterke munten was de wisselkoers stabiel (1 DEM = 1,12 NLG) en de zwakke munten dartelden daaromheen. In het uiterste geval kon de munt van een zeer zwakke economie zelfs gedevalueerd worden om zo (kunstmatig) de geldvoorraad in overeenstemming te brengen met de waarde van activa en productiemiddelen. Maar, zo weten economen, dat is een oneigenlijke ingreep. De enige juiste manier, de enige manier waarop een duurzaam herstel mogelijk is, wordt gevonden in een herstructurering van de betreffende economie. Pas wanneer de concurrentiepositie van een land is hersteld zal de waarde van haar munt zich stabiliseren.
De concurrentiepositie van Griekenland ten opzichte van (bijvoorbeeld) Duitsland is erbarmelijk. Simpel gezegd is Duitsland in staat een willekeurig product P, tegen 25% lagere kosten te fabriceren. Met andere woorden: de Griekse economie behoeft dringend revisie.
De vraag is echter, zal dat ook gebeuren? Zal de Griekse regering, nu de ergste nood gelenigd is dankzij goedkoop Europees geld, de politieke druk uit Brussel zwaarder laten wegen dan de opstanden in eigen land die onder leiding van communisten en anarchisten steeds heftiger vormen zullen aannemen; deden we er verstandig aan de aannemer vooraf te betalen?
En de vraag is ook: wanneer precies hebben we in Europa afgesproken de keiharde economische en budgettaire indicatoren uit het stabiliteitspact in te ruilen voor ‘solidariteit’? Wanneer spraken we af om de financiële reguleringsmechanismen en ‘de voordelen van een gemeenschappelijke vrije markt’ te vervangen door “the duty of members is to share burdens” (Barroso) omdat we “een grote familie zijn” (Knapen)?
Sunday, May 1, 2011
Gewetensvrijheid of Godsdienstvrijheid
Artikel 6 van onze Grondwet – ieder heeft het recht zijn godsdienst vrij te belijden – vindt zijn oorsprong in 1564. Op 31 december van dat jaar sprak stadhouder Willem van Oranje de woorden: "ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hen de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen". Woorden die de opmaat zouden vormen tot de Tachtigjarige Oorlog maar ook, tot onze Gouden Eeuw en souvereiniteit.
Inmiddels zijn we een aanzienlijk aantal grondwetten verder en is de essentie van die felbevochten ‘gewetensvrijheid’ nog altijd terug te vinden in genoemd Artikel 6. Althans, zo lijkt het. Nadere beschouwing leert echter dat de strekking van Willems pleidooi voor gewetensvrijheid een volstrekt andere is dan de uitleg die er, met terugwerkende kracht, op dit moment aan wordt gegeven. Willem verzette zich tegen een van staatswege opgedrongen godsdienst. Hij was van mening dat de keuze voor katholicisme of protestantisme een gewetensvraag was, een vraag die door het individu zelf beantwoord moest worden en niet door de koning van Spanje.
Willems ‘vrijheid van geloof en godsdienst’ moet dan ook begrepen worden als een vrijheid aan het individu, en niet als een vrijheid aan kerkelijke instituties. Want daar waren de problemen mee begonnen. De protestantse zowel als de katholieke kerk eisten bij monde van hun wereldlijke bestuurders volledige zeggenschap over de publieke ruimte tot en met het persoonlijk geweten van haar bewoners aan toe. Willems pleidooi voor individuele gewetensvrijheid betekende daarom een de facto en de jure inperking van kerkelijke rechten en vrijheden.
En dat is in overeenstemming met wat we terugzien in de (grond)wetten volgend op de Tachtigjarige Oorlog. De godsdienstvrijheid van de individuele burger werd gegarandeerd, maar de (kerkelijke) belijdenisvrijheid werd sterk aan banden gelegd. Men was er al snel achter dat godsdienstvrijheid alleen kon bestaan bij gratie van een neutrale openbare ruimte. Zo was het Lutheranen verboden hun kerkklokken te luiden, mochten katholieke kerken niet vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en waren processies uit den boze. Daarnaast was het leken niet toegestaan in religieuze kledij over straat te gaan.
In onze huidige grondwet, een herziening uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw, is het expliciete karakter van deze restricties verdwenen. Ze waren overbodig geworden. Enerzijds was er een evenwicht ontstaan tussen kerkelijke tradities en seculiere normen, anderzijds was de invloed van kerken door de ontzuiling uit de jaren zestig gemarginaliseerd. Wat nu nog rest van die lange lijst verboden is de summiere toevoeging aan Artikel 6: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. En dat blijkt de laatste jaren te weinig voor een goed begrip van het fenomeen godsdienstvrijheid.
In de discussies over ritueel slachten, hoofddoekjes bij de politie, het boerkaverbod, en wat dies meer zij luidt steevast het argument: ja, maar als dat niet mag dan beperkt u mij in mijn godsdienstvrijheid en die wordt door Artikel 6 gegarandeerd. Als we de historie en de strekking van het wettelijke begrip godsdienstvrijheid bezien, dan moge duidelijk zijn dat deze redenering onjuist is. Godsdienstvrijheid houdt geen (onbeperkte) belijdenisvrijheid in. De toevoeging ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’ betekent dat het een individu weliswaar vrij staat een geloofsovertuiging te kiezen, maar dat die keuze hem niet toestaat – nu niet en vroeger niet - de wet te overtreden.
Aan Artikel 6 kunnen door religieuze instituties dan ook geen rechten worden ontleend, Artikel 6 garandeert slechts de keuzevrijheid van het individu. En op die punten waar traditie en belijdenis in strijd zijn met seculiere wetgeving (denk aan: gelijkberechtiging van man en vrouw, gelijkberechtiging van homo’s en hetero’s, abortus, zondagsopening, drugsgebruik, dierenleed, euthanasie, verplichte verzekeringen), danwel botsen met normatieve maatschappelijke conventies en omgangsvormen, op die punten is de gelovige aangewezen op de gedoogzin van de wetgever respectievelijk op de tolerantie van andersdenkende burgers, en niet op Artikel 6.
Subscribe to:
Posts (Atom)